Inleiding Galatenbrief

Opbouw van het Nieuwe Testament

Het Nieuwe Testament van de Bijbel is verdeeld in de volgende onderdelen:

1) De evangeliën

2) Handelingen

3) De brieven van Paulus

4) De algemene brieven

5) Openbaring

De evangeliën bestaan uit Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes. Zij beschrijven het leven, het onderwijs, de kruisdood en de opstanding van Jezus Christus. Het boek Handelingen beschrijft wat er gebeurde na de opstanding van Jezus: Zijn hemelvaart, de uitstorting van de Heilige Geest, het ontstaan van de eerste gemeenten en het leven van de apostelen. Daarbij ligt de nadruk op de bediening van Petrus en Paulus.

Veel gemeenten werden gesticht door de apostel Paulus, waaronder de gemeenten in Galatië. Nadat Paulus een gemeente had gesticht, stelde hij oudsten en herders aan om de gelovigen te leiden, te bemoedigen, aan te sporen, te vermanen en te helpen om geestelijk te groeien.

De oudsten en herders moesten er ook op toezien dat de leer in de gemeente zuiver bleef, en dat er geen valse leraren binnenkwamen met verkeerd onderwijs. Dat lukte niet altijd. In de gemeenten in Galatië ontstond er namelijk een ernstige dwaling. Toen Paulus hiervan hoorde, besloot hij een brief te schrijven om deze dwaling te weerleggen.

Hoewel Paulus meer brieven had geschreven aan verschillende gemeenten, zijn er dertien in de Bijbel opgenomen[1]. Hij schreef deze brieven met verschillende doelen:

1) Soms stelde een gemeente vragen aan Paulus, waarop hij in een brief antwoord gaf. Een goed voorbeeld hiervan is 1 Korinthe.

2) Soms hoorde Paulus over problemen of misstanden, en schreef hij uit eigen initiatief een brief, zoals bij de brief aan de Galaten.

3) Paulus schreef ook brieven om een stevig geloofsfundament te leggen. De brief aan de Romeinen is daar een voorbeeld van. Hij had deze gemeente nog niet bezocht, maar wilde via deze brief uitleggen hoe iemand door het geloof rechtvaardig kan worden voor God.

4) Andere brieven waren geschreven om gemeenten te bemoedigen of om dank te zeggen voor giften. De brief aan de Filippenzen is hier een voorbeeld van.

5) De brieven aan Timotheüs en Titus waren gericht aan jonge leiders. Paulus bemoedigde hen en gaf praktische aanwijzingen over het leiden van de gemeente.

6) De brief aan Filemon is een persoonlijke brief, waarin Paulus aan Filemon vroeg om Onesimus, een slaaf die bij Paulus terechtgekomen was, te vergeven en als broeder in Christus te ontvangen.

Het is belangrijk om te weten dat Paulus zijn brieven schreef in een bepaalde context en met een bepaald doel. Vaak kende hij de gemeenteleden persoonlijk, omdat hij daar maanden of jaren onderwijs had gegeven. In zijn brieven bouwde hij voort op dat fundament. Een voorbeeld hiervan vinden we in 2 Thessalonicenzen:

Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was? (2 Thessalonicenzen 2:5)

Helaas weten wij niet altijd wat Paulus persoonlijk heeft onderwezen, welke vragen aan hem gesteld zijn of wat precies de situatie was in de gemeente. Daardoor missen wij soms het fundament waarop zijn onderwijs in de brieven gebaseerd is.

Wanneer iemand een studieboek schrijft, is het belangrijk dat het logisch is opgebouwd: je begint bij het begin en bouwt stap voor stap verder. Maar bij een brief is dat anders. Als de ontvanger het fundament al kent, hoef je dat niet opnieuw uit te leggen. Dan ga je direct in op het probleem of de situatie.

Zo zijn ook veel brieven van Paulus en van de andere apostelen opgebouwd. Ze behandelen meerdere onderwerpen, vaak kort en krachtig, omdat de lezers al veel wisten. Daardoor zijn deze brieven soms moeilijk om te begrijpen als je de achtergrond niet kent.

Na de brieven van Paulus volgen de algemene brieven, geschreven door andere apostelen: Jakobus, Petrus, Johannes en Judas. Het Nieuwe Testament eindigt met het boek Openbaring. Dit boek beschrijft de openbaring die Johannes op het eiland Patmos ontving over de laatste dagen, de wederkomst van Christus en de nieuwe hemel en aarde.

[1] Bijbelleraren weten niet zeker of Paulus Hebreeën heeft geschreven.

Wie heeft deze brief geschreven?

De brief aan de Galaten heeft een duidelijke afzender. We lezen namelijk:

Van Paulus, een apostel (…) (Galaten 1:1, NBV21)

En verderop in de brief bevestigt Paulus opnieuw dat hij de schrijver is:

Zie, ik, Paulus, zeg u dat, (…) (Galaten 5:2)

Het is dus de apostel Paulus die deze brief heeft geschreven. Tijdens zijn eerste zendingsreis, die plaatsvond tussen het jaar 46 tot 49 na Christus, stichtte hij verschillende gemeenten in het gebied Galatië. Paulus kende daardoor een aantal leden van deze gemeenten persoonlijk en hielp hen om gemeenten op te bouwen. Daarom ziet hij zichzelf als een geestelijke vader, verantwoordelijk voor zijn geestelijke kinderen.

U weet toch dat ik u de eerste keer het Evangelie heb verkondigd in lichamelijke zwakheid. (…) Mijn lieve kinderen, van wie ik opnieuw in barensnood ben totdat Christus gestalte in u krijgt. (Galaten 4:13, 19)

Het is belangrijk om te beseffen dat Paulus geen buitenstaander was. Als stichter en apostel van deze gemeenten had hij van God de bevoegdheid ontvangen om hen terecht te wijzen en op te bouwen.

Wanneer is deze brief geschreven?

Hoewel er discussie is over het precieze moment waarop de brief aan de Galaten is geschreven, denken veel Bijbelkenners dat dit ergens tussen het jaar 48 en 55 na Christus was. Sommige uitleggers, zoals Calvijn en Luther, geloven dat Paulus de brief schreef voor de vergadering in Jeruzalem. Dat was een belangrijke bijeenkomst van de apostelen, geleid door de Heilige Geest, waarin werd besloten dat gelovigen uit de heidenen zich niet hoefden te houden aan de wet van Mozes en zich ook niet hoefden te laten besnijden. Deze vergadering wordt beschreven in Handelingen 15 en vond waarschijnlijk plaats rond het jaar 49 na Christus.

Voorstanders van een vroege datering wijzen erop dat Paulus in zijn brief niets zegt over deze vergadering. Dat zou hij zeker wel hebben gedaan als de vergadering al had plaatsgevonden, want het zou zijn boodschap hebben versterkt. Daarom denken zij dat de brief voor de vergadering is geschreven.

Andere Bijbeluitleggers denken dat Paulus de brief na deze vergadering schreef, tussen 53 en 55 na Christus. Hij schreef deze dan tijdens zijn derde zendingsreis, vanuit Efeze of Macedonië. Zij zien overeenkomsten tussen de Galatenbrief en andere brieven van Paulus uit die tijd, zoals 1 en 2 Korinthe en Romeinen.

Hoewel we niet precies weten wanneer de brief is geschreven, is één ding zeker: de boodschap van de Galatenbrief is nog steeds actueel. Ook vandaag kunnen we veel leren over genade, geloof en vrijheid in Christus.

Aan wie is deze brief geschreven?

In het tweede vers van deze brief lezen wij aan wie deze brief is geschreven:

(…) aan de gemeenten van Galatië. (Galaten 1:2)

De brief is dus geschreven aan de gemeenten van Galatië. Paulus schreef deze brief niet aan één gemeente, maar aan een groep gemeenten die hij in dit gebied gesticht had. Galatië lag in Klein-Azië, in het midden van het huidige Turkije. De huidige hoofdstad van Turkije, Ankara, ligt in dit gebied. In de tijd van Paulus was Galatië een Romeinse provincie, waar oorspronkelijk Keltische stammen woonden. De naam ‘Galaten’ verwijst naar deze Keltische stammen, die zich eeuwen eerder in het gebied hadden gevestigd. Ze stonden ook bekend als Galliërs, verwant aan de stammen in het huidige Frankrijk. In Paulus’ tijd was het gebied sterk vergriekst en onderdeel van het Romeinse Rijk. Galatië kwam in 189 voor Christus onder Romeins gezag en werd in 25 voor Christus door keizer Augustus uitgeroepen tot een Romeinse provincie.

Als mensen spreken over Galatië, kunnen zij twee gebieden bedoelen:

1. Het oorspronkelijke gebied waar de Galaten vandaan kwamen, het noordelijke deel van de provincie.

2. De hele Romeinse provincie Galatië, inclusief het zuiden. Het zuiden behoorde oorspronkelijk niet tot het gebied van de Galaten, maar werd aan de provincie toegevoegd.

Er is discussie over aan welk deel van Galatië Paulus deze brief schreef. Sommigen denken dat hij zich richtte tot het noorden (het oorspronkelijke gebied), dat hij mogelijk tijdens zijn tweede zendingsreis bezocht. Anderen denken dat hij schreef aan de gemeenten in het zuiden van Galatië, die hij stichtte tijdens zijn eerste zendingsreis. Het is aannemelijker dat Paulus schreef aan de gemeenten in het zuiden. Deze gemeenten worden genoemd in Handelingen 13, 14 en 16.

Stad Bijbelverwijzing Opmerkingen
Antiochië in Pisidië Handelingen 13:14; 14:19-21 Paulus predikte hier in de synagoge; er kwam verzet en vervolging.
Ikonium Handelingen 13:51; 14:1-6, 21 Paulus en Barnabas predikten hier met veel vrucht en tegenstand.
Lystre Handelingen 14:6-21; 16:1 Genezing van een verlamde; Paulus werd hier gestenigd; Timotheüs kwam hier vandaan.
Derbe Handelingen 14:6, 20-21; 16:1 Paulus en Barnabas predikten hier; veel leerlingen kwamen tot geloof.
Galatië (regio) Handelingen 16:6; 18:23 De regio wordt genoemd, geen specifieke steden.

Als we naar deze gebieden kijken, vallen twee dingen op. Ten eerste hadden Paulus en Barnabas veel vrucht in dit gebied: velen kwamen tot geloof. Ten tweede was er ook veel tegenstand en onderdrukking, vooral door Joden die Jezus Christus verwierpen. Paulus werd zelfs in dit gebied gestenigd.

Het is belangrijk om dit in gedachten te houden bij het lezen van de brief aan de Galaten. Er was sprake van vervolging en misleiding. Er waren mensen die de gelovigen wilden afbrengen van hun geloof en vertrouwen in Jezus Christus.

Hoe zijn deze gemeenten gesticht?

De gemeenten in Galatië zijn gesticht door de apostel Paulus, die samen met Barnabas op zendingsreis ging naar dit gebied. Wij lezen hierover in Handelingen 13 en 14. Eerst waren zij profeten en leraars in de gemeente in Antiochië, te Syrië (niet te verwarren met Antiochië die in Galatië ligt). Vanuit deze gemeente werden zij door de Heilige Geest uitgezonden om nieuwe gemeenten te stichten.

En er waren in Antiochië, in de gemeente aldaar, enkele profeten en leraars, namelijk Barnabas, Simeon, die Niger genoemd werd, Lucius van Cyrene, Manahen, die met Herodes, de viervorst, opgegroeid was, en Saulus. En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb. (Handelingen 13:1-2)

Eerst trokken zij naar Seleucië, en vertrokken vandaar met de boot naar het eiland Cyprus, van Salamis in het oosten naar Paphos in het westen. Bij Paphos gingen zij met de boot naar Perge, een stad ten zuiden van het huidige Turkije aan de zee. Vanuit Perge gingen zij het binnenland in en kwamen aan in Antiochië in Pisidië, dat destijds lag in het zuiden van de Romeinse provincie Galatië. Laten wij per plaats in de provincie Galatië bekijken wat er gebeurde, zodat wij een duidelijk beeld hebben van degenen die de brief van Paulus hebben ontvangen.

Antiochië in Pisidië: Handelingen 13:13-51

In Antiochië in Pisidië gingen de apostelen Paulus en Barnabas op de sabbat de synagoge binnen. De leiders van de synagoge vroegen Paulus of hij tijdens de samenkomst een woord van bemoediging wilde spreken. Paulus nam de uitnodiging aan en begon te prediken. Hij vertelde hoe God Israël had uitverkoren en sprak over de geschiedenis van het volk, van de uittocht uit Egypte tot koning David. Vervolgens vertelde hij hoe God aan David beloofd had dat uit zijn nageslacht de Zaligmaker geboren zou worden. Paulus legde uit dat Jezus deze beloofde Zaligmaker is.

Hij vertelde dat God eerst Johannes de Doper had gezonden, die een doop van bekering predikte en als voorloper van de Christus werd gestuurd. Johannes zei dat hij niet de Christus was, maar dat de Christus na hem zou komen, namelijk Jezus. Paulus vertelde verder dat de inwoners en leiders van Jeruzalem Jezus hebben veroordeeld en Hem hebben overgeleverd aan de machthebber Pilatus, die Hem liet kruisigen. Nadat Jezus de geest had gegeven aan het kruis, werd Hij van het hout afgenomen en in een graf gelegd. Maar, zo vertelde Paulus in de synagoge van Antiochië: ‘God heeft Hem uit de doden opgewekt; en Hij is gedurende vele dagen verschenen aan hen die met Hem opgegaan waren van Galilea naar Jeruzalem.[1]’ Daarna liet Paulus vanuit het Oude Testament zien dat de Messias moest lijden, sterven en opstaan uit de dood. Hij sloot zijn toespraak af met de woorden: ‘Ieder die gelooft, door Hem (Jezus) gerechtvaardigd wordt van alles waarvan u door de wet van Mozes niet gerechtvaardigd kon worden.[2]

In eerste instantie reageerden de leden van de synagoge positief op Paulus’ boodschap. We lezen:

En toen de Joden weggegaan waren uit de synagoge, drongen de heidenen erop aan dat op de volgende sabbat dezelfde woorden tot hen gesproken zouden worden. En toen de synagoge uitgegaan was, volgden velen van de Joden en van de godvrezende proselieten[3] Paulus en Barnabas. Die spraken tot hen en spoorden hen aan om bij de genade van God te blijven. (Handelingen 13:42-43)

In het volgende vers lijkt het erop dat er een grote opwekking op komst is in Antiochië, want er staat:

En op de volgende sabbat kwam bijna heel de stad samen om het Woord van God te horen. (Handelingen 13:44)

De vrucht was groot: binnen één week kwam bijna de hele stad bijeen om over Jezus Christus te horen. Je zou denken dat de leiders van de synagoge daar blij mee zouden zijn, toch?

Maar toen de Joden de menigten zagen, werden zij met afgunst vervuld en spraken tegen wat er door Paulus gezegd werd; zij spraken niet alleen tegen, maar lasterden ook. (Handelingen 13:45)

Helaas niet. De Joden werden jaloers. Ze verzetten zich tegen Paulus, want ze konden het niet verdragen dat hij erin geslaagd was om bijna de hele stad te bereiken met deze leer over Jezus.

In de stad Antiochië zien we nu drie groepen ontstaan. Deze zijn belangrijk om te onderscheiden wanneer we de Galatenbrief bestuderen:

Groep 1: Joden die in Jezus Christus geloven
Groep 2: Joden die niet in Jezus geloven en het werk van de Christenen tegenwerken en belasteren
Groep 3: Heidenen die in Jezus Christus geloven

Paulus en Barnabas lieten zich niet tegenhouden door de Joden die weigerden in Jezus te geloven. Ze zeiden vrijmoedig:

Het was nodig dat het Woord van God eerst tot u gesproken zou worden, maar aangezien u het verwerpt en uzelf het eeuwige leven niet waard oordeelt, zie, wij wenden ons tot de heidenen. (Handelingen 13:46)

De heidenen waren zeer blij toen zij hoorden dat het evangelie van Jezus ook voor hen bedoeld was. Maar de Joden hitsten de godvrezende en aanzienlijke vrouwen en de vooraanstaande mannen van de stad op, zodat er een vervolging ontstond tegen Paulus en Barnabas. Uiteindelijk werden zij verdreven uit het gebied en trokken zij verder naar de volgende plaats in Galatië: Ikonium.

[1] Handelingen 13:30-31

[2] Handelingen 13:39

[3] In Handelingen 13:42-43 zijn proselieten niet-Joodse mensen (heidenen) die zich tot het Jodendom bekeerd hadden. Ze geloofden in de God van Israël, bezochten de synagoge en volgden (gedeeltelijk of volledig) de Joodse wet.

Ikonium: Handelingen 13:51-52 en 14:1-5

In Ikonium gingen Paulus en Barnabas naar de synagoge van de Joden, en er kwam een grote menigte tot geloof, zowel van Joden als van Grieken. Maar ook hier waren er Joden die niet gehoorzaam wilden zijn aan het evangelie. Zij brachten onrust en verbittering teweeg onder de heidenen, tegen de gelovigen.

In Ikonium gebeurden grote wonderen en tekenen, en Paulus bleef daar lange tijd om het Woord van God te verkondigen. De bevolking van de stad raakte echter verdeeld: sommigen kozen de kant van de ongehoorzame Joden, anderen stonden achter de apostelen. Uiteindelijk liep de situatie zo uit de hand dat een menigte van zowel heidenen als Joden samenkwam om hen te stenigen. Daarop vluchtten de apostelen uit de stad. In Ikonium zien we dus opnieuw verschillende groepen:

Groep 1: Joden die tot geloof kwamen
Groep 2: Joden die ongehoorzaam waren en Paulus tegenwerkten
Groep 3: Heidenen die tot geloof kwamen
Groep 4: Heidenen die zich lieten meeslepen door de ongehoorzame Joden

Lystre en Derbe: Handelingen 14:6-20

Paulus en Barnabas vluchtten naar Lycaonië, naar de steden Lystre en Derbe, en verkondigden daar het evangelie. In de stad Lystre was een man die vanaf zijn geboorte verlamd was. Hij luisterde naar Paulus. Toen Paulus merkte dat hij geloof had om genezen te worden, zei hij met luide stem: ‘sta recht op uw voeten![1]’ De man sprong op en begon te lopen.

De mensen in de stad zagen wat er gebeurde en dachten dat Paulus en Barnabas goden waren. Ze dachten dat Barnabas de god Zeus was en Paulus Hermes, omdat hij het woord voerde[2]. Voor de stad Lystre stond een tempel van Zeus. De priester van Zeus bracht ossen en kransen naar de stadspoort en wilde samen met de menigte offers brengen aan Paulus en Barnabas. Maar toen Paulus en Barnabas dat hoorden, scheurden zij hun kleren en riepen de menigte toe dat dit niet mocht gebeuren. Ze legden uit dat zij geen goden waren, maar gewone mensen. Hun boodschap was juist dat de mensen moesten stoppen met het vereren van afgoden en zich moesten bekeren tot de levende God.

Paulus vertelde dat zij alleen de levende God moesten dienen, de Schepper van hemel, aarde en alles wat leeft. Alleen Hij verdient de eer, want Hij is goed. Ook toen de volken hun eigen weg gingen, gaf God toch regen en vruchtbare tijden, zodat zij voedsel hadden en vreugde konden ervaren. Nu was het tijd om zich tot deze God te bekeren.

Helaas kwamen er Joden uit Antiochië en Ikonium, die zich tegen Paulus keerden. Zij wisten de menigte over te halen om Paulus te stenigen. Ze sleepten hem de stad uit, omdat ze dachten dat hij dood was. Maar toen de discipelen om hem heen gingen staan, stond Paulus op en ging weer de stad in. De volgende dag vertrok hij naar Derbe, waar veel mensen tot geloof kwamen en discipelen van Jezus Christus werden. Uit deze streek kwam ook Timotheüs, die later een belangrijke medewerker van Paulus werd en een leider in de gemeente.

Welke groepen worden specifiek genoemd in deze steden?
Groep 1: Ongehoorzame Joden uit Antiochië en Ikonium, die de menigte in Lystre aanzetten tot het stenigen van Paulus.
Groep 2: Veel discipelen in de stad Derbe. (De Bijbel vermeldt niet of dit Joden, heidenen of een combinatie van beiden waren.)

[1] Handelingen 14:10

[2] Zeus was de oppergod in de Griekse mythologie en Hermes zijn sprekende boodschapper; omdat Paulus sprak, dachten ze dat hij Hermes was en Barnabas Zeus.

De terugreis: Handelingen 14:21-23

Nadat Paulus in Derbe het evangelie had verkondigd, keerde hij terug naar de andere steden in Galatië. Hij bezocht Lystre, Ikonium en Antiochië om de discipelen aan te moedigen om in het geloof te blijven. Ook onderwees hij dat gelovigen verdrukking meemaken op aarde. Daarnaast stelde Paulus oudsten aan in de gemeenten, zodat deze zorg konden dragen voor de gelovigen.

En toen zij in elke gemeente door het opsteken van de handen voor hen ouderlingen gekozen hadden en onder vasten gebeden hadden, droegen zij hen op aan de Heere, in Wie zij nu geloofden. (Handelingen 14:23)

Hoewel de HSV spreekt over het opsteken van de handen, was dit geen democratische stemming door de gemeente. Het waren Paulus en Barnabas die de oudsten aanstelden. Het Griekse woord dat hier wordt gebruikt, betekent: ‘(door handopsteken) stemmen, (ver)kiezen of aanwijzen’. In deze context betekent het dat Paulus en Barnabas de oudsten aanwezen. Dat blijkt ook uit andere Bijbelvertalingen:

In elke gemeente stelden ze oudsten aan, en na gevast en gebeden te hebben bevalen ze hen aan bij de Heer, in wie ze nu geloofden. (Handelingen 14:23, NBV21)

En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op, in wie zij geloofd hadden. (Handelingen 14:23, NBG51)

We zien ook in deze tekst dat bidden en vasten belangrijk zijn bij het aanstellen van oudsten. Dit laat zien dat de aanstelling niet gaat om een menselijke keuze, maar dat God bepaalt wie als oudste of leider in een gemeente moet dienen. We mogen geen mensen aanstellen alleen omdat zij talent hebben om leiding te geven, als God hen niet heeft geroepen tot het ambt van oudste. Voor zulke belangrijke beslissingen is het nodig om te bidden en te vasten, zodat we Gods wil leren kennen.

Ook is het belangrijk om te bidden en te vasten om Gods kracht en Zijn aanwezigheid mee te geven aan de oudsten. Zij mogen deze taak niet uit eigen kracht vervullen, maar moeten dienen vanuit Gods kracht en met Zijn autoriteit.

Hierna trokken Paulus en Barnabas verder naar de steden buiten Galatië: Perge en Attalia. Vanuit Attalia voeren zij terug naar Antiochië in Syrië[1]. Daarmee was hun eerste zendingsreis voltooid.

[1] Let op: Dit is niet de Antiochië dat in de provincie Galatië ligt.

Waarom is deze brief geschreven?

Paulus had gehoord dat er valse leraren waren gekomen die de gemeenten in Galatië probeerden te verleiden om het geloof in Christus te vermengen met de werken van de wet. Deze leraren beweerden dat geloof in Jezus niet voldoende was, maar dat men zich ook moest laten besnijden om gered te blijven. Zij verdraaiden het evangelie.

Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien. (Galaten 1:6-7)

Deze valse leraren maakten van de wet van Mozes een voorwaarde voor redding. De Galaten beseften niet dat wie vertrouwt op de wet van Mozes, afwijkt van de genade die in Jezus Christus is.

U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen. (Galaten 5:4)

Het is belangrijk om te beseffen dat de Galaten zwaar vervolgd werd door een groep Joden in hun omgeving. Deze Joden wilden dat de gemeenten zich hielden aan de wet. We lezen zelfs dat zij Paulus stenigden en vervolgingen op gang brachten. Door zich te laten besnijden en zich aan de wet van Mozes te houden, konden de gemeenten deze vervolgingen vermijden. Dat leek aantrekkelijk. Maar Paulus herinnerde hen eraan dat we juist door verdrukkingen heen het Koninkrijk van God binnengaan.

Allen die zich mooi willen voordoen naar het vlees, dwingen u zich te laten besnijden, alleen om niet vanwege het kruis van Christus vervolgd te worden. (Galaten 6:12)

Er waren dus Joden en valse leraren die wilden dat de gemeenten terugkeerden naar de wet. Door daaraan toe te geven, konden de gelovigen vervolging vermijden. Tegelijkertijd begonnen sommigen te denken dat gehoorzaamheid aan de wet noodzakelijk was voor hun redding.

Toen Paulus hiervan hoorde, besloot hij een brief te schrijven. Hij wilde de gemeenten in Galatië aansporen om te blijven in de genade van Jezus Christus, en zich niet te laten meeslepen door deze dwaalleringen.

Wat leren wij van deze brief?

In de brief aan de Galaten leren wij over belangrijke kernpunten van het christelijk geloof. We ontdekken onder andere:

1. De vrijheid in Jezus Christus
Christenen hoeven niet onder de wet van Mozes te leven. Zij zijn vrij door het offer van Jezus Christus.

2. Waarschuwing tegen een ander evangelie
Paulus waarschuwt de gelovigen voor valse leraren die hen willen afbrengen van het ware evangelie.

3. Het belang van geloof
Geloof is het fundament waarop wij rechtvaardig zijn geworden. Niet de wet, maar het geloof brengt rechtvaardiging.

4. Leven door de Heilige Geest
Wij moeten ons laten leiden door de Heilige Geest. Wie door de Geest leeft, zal niet in zonde wandelen en is ook niet gebonden aan de wet.

5. Het nieuwe leven in Christus
Wij hebben een nieuw leven ontvangen in Christus: een leven dat vrij is van de zonde en van de wet van Mozes.

6. Rechtvaardiging door genade
We worden gerechtvaardigd door Gods genade, niet door onze eigen goede werken of het houden van de wet. Door ons geloof in Jezus Christus ontvangen wij deze redding.

Korte samenvatting per hoofdstuk

Galaten 1: Paulus benadrukt dat zijn roeping als apostel rechtstreeks van Jezus Christus komt, niet van mensen. Hij is verbaasd dat de Galaten zich zo snel afkeren tot een ander evangelie, terwijl er in werkelijkheid geen ander evangelie is. Wie iets anders verkondigt, is vervloekt. Paulus zoekt niet de goedkeuring van mensen, maar van God. Hij vertelt hoe hij vroeger de gemeente vervolgde, maar dat God hem al voor zijn geboorte had uitgekozen en door genade riep. Het evangelie ontving hij niet via mensen, maar rechtstreeks van Jezus. Pas later ontmoette hij Petrus en Jakobus. De gemeenten verheerlijkten God vanwege zijn radicale bekering.

Galaten 2: Veertien jaar later ging Paulus opnieuw naar Jeruzalem en legde daar het evangelie voor dat hij onder de heidenen verkondigde. De apostelen erkenden dat het evangelie dat hij bracht juist was. Zij eisten niet dat Titus, een Griek, besneden werd, ondanks druk van valse broeders. De apostelen erkenden dat God Paulus had geroepen voor de heidenen, zoals Petrus geroepen was voor de Joden.

Later confronteerde Paulus Petrus in Antiochië, omdat Petrus zich afzonderde van de heidenen uit vrees voor de Joden. Zijn huichelachtig gedrag trok ook anderen mee. Paulus wees hem openlijk terecht.

Daarna legt Paulus uit dat niemand door de werken van de wet gerechtvaardigd wordt, maar alleen door het geloof in Jezus Christus. Wij zijn met Christus gekruisigd, en het is niet langer ons oude ik dat leeft, maar Christus leeft in ons. Het leven dat wij nu leven, is door geloof in de Zoon van God.

Galaten 3: Paulus richt zich fel tot de Galaten omdat zij, hoewel zij begonnen zijn in de Geest, nu proberen volmaakt te worden door het naleven van de wet. Hij legt uit dat zij de Heilige Geest ontvingen door geloof, niet door werken van de wet. Abraham wordt als voorbeeld genoemd: hij werd gerechtvaardigd door geloof, en wie in geloof leven zijn kinderen van Abraham. De wet brengt geen zegen maar een vloek, omdat niemand haar volledig kan houden. Christus heeft ons vrijgekocht van die vloek door voor ons een vloek te worden aan het kruis. Zo komt de zegen van Abraham ook tot de heidenen, door geloof. De wet, die 430 jaar na de belofte werd gegeven, maakt de belofte niet ongedaan. Zij werd gegeven om de zonde te openbaren en als leermeester te dienen, totdat Christus kwam. Door het geloof in Hem zijn wij gerechtvaardigd en in Christus zijn wij allen één.

Galaten 4: Paulus legt uit dat een erfgenaam, zolang hij nog onmondig[1] is, niet verschilt van een slaaf, ook al is hij heer van alles. Zo leefden de Joden onder de wet als onmondige kinderen, totdat God Zijn Zoon zond om hen vrij te kopen en tot kinderen van God te maken. Nu ontvangen Joden en heidenen, door geloof, de Heilige Geest in hun hart, zodat zij kunnen roepen: “Abba, Vader!” Paulus waarschuwt de Galaten omdat ze zich opnieuw onderwerpen aan zwakke en arme beginselen. Hij vergelijkt Hagar met Sara: Hagar staat voor het verbond van slavernij, Sara voor het verbond van de belofte. Wij zijn kinderen van de vrije vrouw en geroepen om in vrijheid te leven. Daarom roept Paulus op om niet terug te keren naar een leven onder wet of gebondenheid. In Christus zijn wij juist erfgenamen.

Galaten 5: Paulus roept op om stand te houden in de vrijheid die Christus gaf, en niet opnieuw een slavenjuk te dragen. Wie zich laat besnijden om rechtvaardig te zijn, raakt Christus kwijt en valt uit de genade. In Christus telt alleen geloof dat werkt door liefde. Paulus waarschuwt: een beetje zuurdesem verzuurt het hele deeg. Wij zijn geroepen tot vrijheid, maar geen vrijheid om te zondigen, wij leven in de vrijheid om elkaar in liefde te dienen. Het vlees en de Geest strijden tegen elkaar. De werken van het vlees zijn zonden, waardoor je niet in het Koninkrijk van God kan komen. De vrucht van de Geest daarentegen is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Wie bij Christus hoort, heeft het vlees gekruisigd. Laten we leven en wandelen door de Geest, zonder eigen roem of verdeeldheid.

Galaten 6: Paulus roept gelovigen op om zachtmoedig mensen te herstellen die struikelen, en daarbij op zichzelf te letten. Draag elkaars lasten, zo vervul je de wet van Christus. Wie denkt iets te zijn terwijl hij niets is, bedriegt zichzelf. Ieder moet zijn eigen werk toetsen, want ieder draagt zijn eigen verantwoordelijkheid. Wie onderwijs ontvangt, moet zijn leraar eren en goede dingen geven. God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij oogsten. Wie zaait in het vlees, oogst verderf; wie zaait in de Geest, oogst eeuwig leven. Laten we niet moe worden in het doen van het goede, want op de juiste tijd zullen we oogsten. Doe dus goed aan allen, vooral aan de huisgenoten van het geloof. Paulus sluit af met een waarschuwing tegen hen die zich willen beroemen op uiterlijke dingen, zoals de besnijdenis. Hij roemt alleen in het kruis van Christus.

[1] Iemand die nog niet volwassen is en nog geen zeggenschap heeft over zijn erfdeel, ook al is hij officieel de erfgenaam.

Woordenboek

In de brief aan de Galaten komen enkele kernwoorden en moeilijke begrippen voor. In dit overzicht vind je van elk woord een korte en duidelijke uitleg.

Apostel: Door God gezonden leider, sticht gemeenten en legt geestelijk fundament.

Besnijdenis: Verwijdering van de voorhuid van de man als teken van het verbond tussen God en Abraham.

Dienstbaarheid: In gehoorzaamheid leven, in liefde voor anderen.

Doop: Onderdompeling in water, dit is een stap van de wedergeboorte.

Erfgenaam: Iemand die door geloof in Christus recht heeft op Gods beloften, zegeningen en eeuwig leven.

Evangelie: De goede boodschap van redding en eeuwig leven door Jezus Christus.

Geest: De Heilige Geest (met hoofdletter G); De geest van de mens (met kleine letter g).

Gehoorzaamheid: Doen wat God vraagt.

Geloof: Vol vertrouwen voor waar aannemen wat God zegt, vooral het vertrouwen in Jezus Christus.

Genade: Gods onverdiende gunst waardoor mensen vergeving, redding en eeuwig leven ontvangen door Jezus Christus.

Getuigenis: Wat iemand vertelt over wat God heeft gedaan.

Heidenen: Mensen die niet tot het Joodse volk behoren.

Heilig: Iemand die bij God hoort, apart gezet is en innerlijk schoon en toegewijd.

Heiliging: Het proces waarbij iemand meer op Jezus gaat lijken.
Kinderen van God: Mensen die bij God horen omdat ze geloven in Jezus.
Lasteren: Slecht spreken over God of mensen.

Nieuwe schepping: Iemand die door geloof in Christus totaal vernieuwd is.

Openbaring: Iets dat God laat zien of vertelt, zodat mensen Hem, Zijn wil en waarheid kennen.

Overtreding: Een daad die ingaat tegen Gods wetten en geboden.

Rechtvaardig: Leven volgens Gods regels, doen wat goed is in Zijn ogen, eerlijk en trouw zijn.

Rechtvaardiging: Door God als rechtvaardig (niet schuldig) verklaard worden.

Regeren: Heersen met kracht, bijvoorbeeld over zonde, zodat die geen macht meer heeft in je leven.

Roeping: Gods persoonlijke uitnodiging om Hem te volgen, Hem te dienen en Zijn plan met jouw leven.

Slavernij: Leven zonder vrijheid, vooral doordat je gebonden bent aan zonde, wet of verkeerde machten.

Trouw: Iemand zijn die je kunt vertrouwen, die blijft staan en doet wat hij belooft.

Verbond: Een heilige afspraak waarbij God en mensen elkaar trouw beloven en samen verbonden zijn voor altijd.

Verlossing: Bevrijding van zonde, schuld en straf door het offer van Jezus Christus aan het kruis.

Vervolging: Slecht behandeld worden, pijn of moeilijkheden ervaren, omdat je in Jezus gelooft en Hem volgt.

Vlees: De menselijke natuur, vaak met nadruk op zondige verlangens.

Vloek: Een straf of slechte toestand die komt door ongehoorzaamheid aan God of het overtreden van Zijn wil.

Vrijheid: Leven zonder gebondenheid, omdat Jezus je heeft bevrijd van zonde, wet en schuld.

Vrucht van de Geest: Goede eigenschappen zoals liefde en geduld, die groeien door het werk van Gods Geest in de gelovige.

Wereld: Het systeem van mensen, gedachten en levensstijl dat zonder God leeft en Hem niet erkent.

Werken van de wet: Het proberen goed te leven door de regels van de wet te houden.

Werken van het vlees: Zondige daden die ontstaan uit menselijke verlangens, zonder leiding van Gods Geest.

Wet: Het geheel van geboden en regels die God aan Mozes gaf voor het volk Israël.

Wet van Christus: Leven in liefde voor God en anderen, zoals Jezus ons heeft geleerd en voorgedaan.

Zegen: Een gave of gunst van God.

Zonde: Iets doen wat tegen Gods wil ingaat.