Galaten 6

Galaten 1

Soms luister je naar een preek, en die is prachtig. Maar tegelijkertijd vraag je je af: hoe breng ik dit in de praktijk? Zijn er praktische sleutels waar ik vandaag mee kan beginnen, zodat ik hierin wandel?

Denk bijvoorbeeld aan genezing. Het is mooi om een preek te horen over Gods wil om te genezen. Maar hoe ontvang je dan genezing wanneer je ziek bent?

Paulus onderwees vaak dat wij geen slaven van de wet zijn, maar leven in vrijheid en liefde. Maar wanneer ik zeg: “Leef vrij en wandel in liefde!”, dan kun je denken: “Hoe doe ik dat dan?”

In dit laatste hoofdstuk geeft Paulus praktische handvatten waar wij vandaag mee kunnen beginnen. Zo mogen wij iemand die afdwaalt, in liefde terechtwijzen, met het doel dat hij terugkeert naar het evangelie van Jezus Christus. Wij mogen elkaar helpen en elkaars lasten dragen, zodat niemand alleen hoeft te zijn in zijn geloofsleven. En wij delen ons bezit met degenen die ons onderwijzen. Zo maakt Paulus zijn onderwijs praktisch.

Als je deze praktische handvatten toepast, zul je merken dat je je niet beter voelt dan anderen en niet over hen heerst. Je zult merken dat de liefde begint te stromen, omdat je elkaar dient. Je zult je daardoor niet beroemen op je eigen werken, op de besnijdenis, of op het naleven van de wet van Mozes. Het enige waar je dan nog in roemt, is Jezus en wat Hij voor ons heeft gedaan. Je zult God danken, omdat je weet dat je oude, zondige natuur is gedood en dat je bent opgestaan in een nieuw leven.

Goeddoen aan de huisgenoten van het geloof (6:1-10)

Broeders, ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u die geestelijk bent, zo iemand weer terechtbrengen, in een geest van zachtmoedigheid. Houd intussen uzelf in het oog, opdat ook u niet in verzoeking komt. (Galaten 6:1)

Paulus spreekt de Galaten erop aan dat ze op elkaar moeten letten. Wanneer iemand onverhoeds, dat wil zeggen: zonder dat hij het doorheeft, een zonde of overtreding begaat, moeten anderen hem weer terugbrengen. Dat de gemeenten in Gods genade moeten leven, betekent dus niet dat er niet gesproken en gewaarschuwd mag worden voor de zonde.

Degenen die dat moeten doen, zijn mensen die geestelijk zijn. Dit spreekt niet over mensen die zelf hun leven niet op orde hebben, in het vlees wandelen en kritiek leveren op anderen. Zij dienen eerst hun eigen zonden en levensstijl op te lossen. Of zoals Jezus zegt: haal eerst de balk uit je eigen oog. Daarnaast moet je deze mensen met zachtmoedigheid en bewogenheid terechtwijzen. Dit spreekt niet over een betweterige houding of een veroordelende geest. Je brengt mensen terug in zachtmoedigheid.

Paulus roept ook op om onszelf in het oog te houden, zodat wij niet in verzoeking komen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer wij anderen steunen om los te breken van een zonde. Let dan op dat je niet in dezelfde zonde terechtkomt, of iemand helpt met een hoogmoedig of veroordelend hart. Dit kan ook gaan over andere zonden. Wij moeten dus niet alleen oog hebben voor de ander, maar ook op onszelf letten, zodat wij geen fouten maken.

“Broeders.” Paulus spreekt de gehele gemeente aan, zowel de broeders als de zusters.

Ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt.” De oproep geldt voor iedere gelovige. Wanneer iemand uit de gemeente een overtreding maakt, dan moet die persoon met zachtmoedigheid uit de zonde worden teruggebracht. Het woord “onverhoeds” laat zien dat iemand “overvallen werd door de zonde”. Dit spreekt dus over onverwacht of plotseling. Paulus spreekt hier niet over mensen die hardnekkig blijven vasthouden aan de zonde en niet willen veranderen. Het gaat om gelovigen die een fout maken.

Met “tot enige overtreding” maakt Paulus deze oproep breed. Dit gaat over mensen die een keer een zondige daad hebben gedaan, die plotseling in een dwaalleer geloven of ruzie maken met een gemeentelid. Voor al dit soort gevallen geldt dezelfde opdracht: breng hen terug tot de waarheid.

Moet u die geestelijk bent.” Met “geestelijk” worden mensen bedoeld die leven en wandelen door de Heilige Geest. Dit spreekt dus niet over een “elite” in de kerk, maar over wedergeboren gelovigen. Daarover spreekt Paulus in Galaten 5. Zij kennen de leiding van de Geest en kunnen daardoor onderscheiden wat goed en fout is. Zij kunnen iemands weg beoordelen. Daarnaast spreekt Paulus over “moeten”. Het is een verantwoordelijkheid en zwijgen is geen optie. Je hoort elkaar in zachtmoedigheid te wijzen op zonde en te helpen om terug te keren naar de waarheid.

"Zo iemand weer terechtbrengen,” Met “terechtbrengen” wordt bedoeld dat iemand wordt hersteld om in de waarheid te geloven en leven. Het doel is dat diegene verder groeit in het geloofsleven. Het doel is niet dat je de ander veroordeelt of liefdeloos behandelt.

in een geest van zachtmoedigheid.” Zachtmoedigheid is geen slapheid, maar kracht onder controle. Het is dus krachtig, maar je brengt het op een liefdevolle en geestelijke manier. In de oudheid werd dit woord gebruikt voor een getemd paard. Het dier is vol kracht wanneer dat nodig is, maar gedraagt zich goed. Dit begrip zien we ook terug in de vrucht van de Geest in Galaten 5:22.

Met deze houding breng je iemand terug in de waarheid. Dit gebeurt op een krachtige en tegelijk geestelijke manier. In de praktijk houdt dit in dat je die persoon niet publiekelijk schaadt. Je gaat voor herstel en niet voor oordeel of straffen. Je geeft tijd zodat de ander zich bewust kan bekeren. Je past de Bijbelse waarheid toe en helpt die persoon om daarin te wandelen.

Paulus gebruikt het woord “geest” om aan te tonen dat zachtmoedigheid niet alleen een techniek is die je toepast, maar iets dat, door de vrucht van de Heilige Geest, in jou leeft. Het vormt je karakter.

Houd intussen uzelf in het oog,” Paulus geeft aan dat we op ons eigen hart moeten letten terwijl we anderen helpen en corrigeren.

Opdat ook u niet in verzoeking komt.” Wanneer je iemand helpt, kun je zelf ook in verzoeking komen. Denk hierbij aan dezelfde zonde. Je helpt iemand ergens van af, maar wees waakzaam dat je niet zelf aan die zonde meedoet. Of denk aan een hoogmoedig hart, omdat je denkt: “mij zal nooit wat gebeuren, ik ben zo goed en wijs”. Of aan een veroordelend hart. Dit zijn ook vormen van zonde. Daarom roept Paulus op om een geest van zachtmoedigheid te hebben.

Draag elkaars lasten, en vervul zo de wet van Christus. (Galaten 6:2)

Het is de bedoeling dat wij elkaars lasten en moeilijkheden dragen en elkaar helpen als het huisgezin van God. Wanneer wij elkaar liefdevol helpen, vervullen wij de wet van Christus. De wet van Christus gaat over liefde voor je naaste.

Draag elkaars lasten.” Dragen gaat verder dan alleen tijdelijk helpen. Je neemt iets op je dat zwaar is voor de ander. Met “lasten” worden zware gewichten en moeilijkheden bedoeld. Dit spreekt niet over een kleine moeite of probleem, waar Paulus in vers 5 over spreekt. Het gaat over lasten die te zwaar zijn om alleen te dragen. In deze context gaat het vooral om zonden en overtredingen. Iemand die ergens in vastzit, hoeft dit niet alleen te doen. Wij mogen die persoon helpen door naar hem te luisteren, plannen te maken zodat een zonde of verslaving stopt, aanwezig te zijn als die persoon het moeilijk heeft, en te zorgen waar dat nodig is. Let op het woord “elkaars”. Dit laat zien dat het wederkerig is. Iedereen helpt anderen en iedereen wordt door anderen geholpen. Dat is hoe God het heeft bedoeld.

Met lasten worden in deze context vooral overtredingen en zonden bedoeld. Toch kunnen we ook aan andere lasten denken: ziekte, armoede of het verlies van een dierbare.

En vervul zo de wet van Christus.” Door elkaars lasten te dragen, vervul je de wet van Christus. Deze wet kenmerkt zich door liefde voor je naaste. Wanneer wij elkaars lasten dragen, zetten wij ons vrijwillig in om een ander te dienen. We geven tijd, geld en energie om te helpen. Met “vervullen” wordt bedoeld dat je de wet van Christus tot haar doel brengt. Je leeft de wet van Christus uit.

Want als iemand denkt iets te zijn, terwijl hij niets is, bedriegt hij zichzelf. (Galaten 6:3)

Paulus waarschuwt de Galaten voor hoogmoed en zelfbedrog. Dit zijn grote gevaren in het leven van een gelovige. Dit kan gebeuren wanneer je anderen helpt. Dan kan de gedachte opkomen: “Ik help jou, dus ik ben beter.” Help daarom niet met dit gevoel, maar in nederigheid en met een dienende houding. Wie hoogmoedig is, bedriegt zichzelf. Je denkt door je eigen prestaties beter en geestelijker te zijn, terwijl dat niet zo is.

Want als iemand denkt iets te zijn.” Met het woord “want” verbindt Paulus dit vers met het vorige. Als je iemands lasten draagt, kun je denken dat je boven hem staat. Maar dat verbeeld je jezelf. Je denkt iets te zijn, terwijl je niet boven de ander staat, of meer geliefd bent bij God. Ben je al gezonder, heiliger of wijzer dan de ander? Dan is dat geen eigen prestatie, maar een geschenk van God. Denk niet te veel aan je eigen prestaties. Blijf nederig en verheerlijk God.

Paulus bedoelt niet dat iedereen dezelfde taak in de gemeente heeft. Sommigen hebben meer verantwoordelijkheid, zoals een pastor, apostel of profeet. Maar niemand staat in waarde of liefde boven een ander. Wie leiding geeft, moet dat juist doen in nederigheid, als dienaar van Christus. Het gaat dus om de innerlijke houding. Denk niet: “Ik ben in Gods ogen meer geliefd of waardevoller dan een ander. Ik ben belangrijk en jij bent niemand.” Dat is jezelf in het vlees omhoogwerken.

Terwijl hij niets is,” Hiermee bedoelt Paulus niet dat iedere gelovige waardeloos is. Hij wil dat we beseffen: als we naar onze eigen prestaties zonder God kijken, heeft niets waarde. In Jezus Christus is iedere gelovige zeer waardevol en geliefd. Roem dus niet in wat je zelf hebt gepresteerd, maar blijf nederig. Wie geestelijk is, beseft dat al het goede wat hij doet en is, uit genade komt.

Bedriegt hij zichzelf.” Denk je toch dat je iets bent door je eigen prestaties? Dan bedrieg je jezelf. Je meent geestelijk te zijn, maar je bent blind voor je eigen toestand. Wie op zichzelf roemt, liegt tegen zichzelf. Want wat je bent en hebt, heb je niet door je eigen goede werken verdiend. Zonder God faalt iedereen.

Maar laat ieder zijn eigen werk beproeven; dan zal hij alleen voor zichzelf stof tot roemen hebben, en niet voor de ander. (Galaten 6:4)

In de context van dit vers waarschuwt Paulus tegen hoogmoed. Hoogmoed kan komen wanneer jij jezelf vergelijkt met een ander en denkt beter of geestelijker te zijn. Het gevolg is dat je hoogmoedig wandelt. Dat zie je ook in de gelijkenis van Jezus, waarin de Farizeeër zichzelf verhief doordat hij zich vergeleek met een tollenaar.

De Farizeeër stond daar en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar. (…) En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde ook zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen, maar sloeg op zijn borst en zei: O God, wees mij, de zondaar, genadig. Ik zeg u: Deze man ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis, in tegenstelling tot die andere. Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. (Lukas 18:11-14)

Nee, vergelijk je niet met anderen, maar beproef alleen je eigen werk. Niet met een hoogmoedig hart, maar met een oprecht hart. Wanneer je weet dat je God oprecht dient, geeft dat stof tot roemen. Je mag hier blij en dankbaar over zijn. Je identiteit en vreugde liggen dan niet in de gedachte: “Ik ben beter dan de ander.” Ze liggen in het besef: “Ik heb gedaan wat God mij heeft opgedragen en geboden.” Je zal beseffen dat je alles hebt ontvangen en geleerd van God, waardoor alle roem aan God toekomt die in jouw leven heeft gewerkt.

Maar laat ieder zijn eigen werk beproeven;” Beproeven betekent dat je iets toetst of onderzoekt. Je kijkt eerlijk naar je motieven, je daden, de bediening die je van God hebt gekregen en je levenswandel. Je toetst of je alles doet zoals God het wil en gesproken heeft. In plaats van te focussen op wat anderen doen, kijk je naar wat God zelf tot je gesproken heeft om te doen. Doe je dat?

dan zal hij alleen voor zichzelf stof tot roemen hebben”. Met roemen wordt bedoeld dat je iets hebt om blij mee te zijn, of dat het je voldoening geeft. Roemen gaat hier niet over een ongezonde houding van hoogmoed en je waardevoller voelen dan anderen. Het gaat erom dat je blij mag zijn met het werk dat je doet, wanneer je doet wat God van je vraagt. Dat geldt zowel in heiligheid als in de opdrachten die God geeft. Daar mag je voldoening uit halen.

Het is belangrijk dat je dit bij jezelf doet en de roem niet op een verkeerde manier gebruikt om indruk te maken op anderen. Jij hoeft je niet met anderen te vergelijken, en het is ook niet de bedoeling dat anderen op jou moeten lijken.

Paulus maakt dus duidelijk dat het belangrijk is om op een gezonde manier tevreden te zijn met je leven, wanneer je juist wandelt. Die tevredenheid is geen zonde, maar juist belangrijk. Vooral wanneer je beseft dat al het goede dat je doet door Gods genade komt die in jou werkzaam is.

En niet voor de ander.” Maar wanneer je deze roem toepast doordat je je vergelijkt met anderen en denkt beter te zijn, dan is het verkeerd. Je roemt niet in jezelf omdat je beter zou zijn dan een andere broeder of zuster. Je roemt in jezelf omdat je doet wat God van je vraagt.[4]

Want ieder zal zijn eigen pak dragen. (Galaten 6:5)

In vers 2 zegt Paulus: draag elkaars lasten. Hier zegt hij dat ieder zijn eigen pak moet dragen. Wat is dan het verschil?

In vers 2 ging het om zware lasten die zo zwaar zijn dat je hulp nodig hebt van anderen om ze te dragen. In dit vers gaat het om je eigen verantwoordelijkheid tegenover God. Het gaat om de keuzes die je zelf moet maken over je leven, die niemand anders voor je kan maken. Wanneer je bijvoorbeeld van werk wilt wisselen, kun je altijd advies vragen aan anderen. Maar uiteindelijk moet je zelf, alleen, die keuze maken. Wanneer je wilt stoppen met een verslaving, heb je misschien juist wel mensen nodig die je helpen en bijvoorbeeld dagelijks begeleiden. Zo heb je niet het gevoel dat je alleen strijdt tegen de zonde.

Dit sluit ook aan bij vers 4. Uiteindelijk moet jij jezelf beproeven. Uiteindelijk sta je alleen voor de rechterstoel van Christus en moet je over je eigen leven verantwoording afleggen. Je kunt dan niet wijzen op anderen.

Want ieder”. Het woord “want” keert terug naar het vorige vers. Waarom moet je jezelf beproeven? Omdat je je eigen verantwoordelijkheid moet dragen. Dit geldt voor iedereen, niemand uitgezonderd. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen keuzes en daden.

“Zal zijn eigen pak dragen.” Een pak (in het Grieks: phortíon) kun je vergelijken met een rugzak of een gewicht dat je draagt. In vers 2 gaat het om een zware last (báros) die je niet zelf kunt dragen, maar waarbij je hulp nodig hebt van anderen. Hier gaat het om het pakket dat bij jouw leven hoort. Je moet verantwoording afleggen over je roeping, keuzes en daden.

Wanneer je voor Gods troon staat, zal God jou niet vergelijken met anderen. Hij zal kijken wat je zelf gedaan hebt met datgene wat Hij aan jou heeft gegeven. Net als in de gelijkenis van de talenten. God geeft ons gaven en middelen, en wij hebben de verantwoordelijkheid om dit toe te passen in het leven zoals God van ons verlangt.

Dit pak zul je dragen. Dit staat in de toekomende tijd. Misschien schuif je het vandaag van je af en doe je er niets mee. Net als in de gelijkenis van Jezus begraaf je het talent in de grond. Maar er komt een dag dat je verantwoording moet afleggen voor je keuzen, voor de rechterstoel van Christus. Bij deze rechterstoel gaat het niet over eeuwig verloren gaan of gered worden. Maar hier gaat het om beloond worden of schade ontvangen.

En laat hij die onderwezen wordt in het Woord in alle goede dingen delen met hem die onderwijs geeft. (Galaten 6:6)

Er waren dwaalleraren actief die de Galaten lieten geloven in een dwaalleer. Die moeten gestopt worden. Maar de leraren die het Woord en de waarheid onderwijzen en de Galaten opbouwen in het geloof, mogen zij niet vergeten. Degene die onderwijs ontvangt, moet alle goede dingen delen met de leraar of onderwijzers van de gemeente.

Bij goede dingen kun je denken aan financiën, maar ook aan andere middelen, zoals onderdak, eten, vakantie, enzovoort. Waar jij door God in gezegend bent, mag je doorgeven aan de bedieningen van de gemeente, zodat zij ook van het evangelie kunnen leven.

En laat hij die onderwezen wordt in het Woord”. Dit spreekt over gelovigen die gezegend worden met Bijbels onderwijs. Paulus roept niet op om iedere leraar te ondersteunen, bijvoorbeeld dwaalleraren. Je hoort alleen te geven wanneer je onderwezen wordt in het Woord van God.

Onderwezen wordt” wijst op een voortdurend proces. Wanneer je op YouTube één keer een preek van iemand luistert, heb je niet de verantwoordelijkheid om goede dingen met hem te delen. Maar wanneer het bijvoorbeeld de Bijbelleraar van de gemeente is die jou regelmatig onderwijst, of een YouTubekanaal over Bijbels onderwijs dat je regelmatig volgt, heb je die verantwoordelijkheid wel.

Daarnaast spreekt Paulus iedereen aan die onderwezen wordt. De verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de rijken, maar bij iedereen. Iemand die armer is, hoeft minder te delen dan een rijke, maar de oproep geldt voor iedereen.

In alle goede dingen delen.” Het woord delen laat zien dat het geen eenrichtingsverkeer is. De leraar deelt geestelijk voedsel en onderwijs met de leerling, en de leerling deelt zijn zegeningen met de Bijbelleraar. Bij goede dingen kun je denken aan financiën, maar ook aan specifieke zegeningen die God jou geeft. Denk aan regelmatig gebed, praktische hulp, eten, onderdak, cadeaus, enzovoort.

Met hem die onderwijs geeft.” Degene aan wie wij het eerst denken, is de Bijbelleraar, omdat het zijn bediening is om mensen te onderwijzen in het Woord. Maar je kunt ook denken aan anderen die jou regelmatig helpen en geestelijke verantwoording over je hebben. Denk aan apostelen, voorgangers, profeten en evangelisten. Dit gaat over mensen die jou actief verder helpen in jouw geloof.

Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten, want wat de mens zaait, zal hij ook oogsten. (Galaten 6:7)

Paulus onderwijst hier een geestelijke wetmatigheid. Wanneer je iets doet, zal dat een gevolg hebben. Dit past zowel bij Galaten 6:6 als bij 6:8. In het vorige vers gaat het over in alle goede dingen delen met hem die onderwijs geeft. Wanneer je dit met gierigheid doet, kun je ook verwachten dat mensen gierig tegenover jou zijn. Dat kan een blokkade opleveren voor Gods zegen over jouw leven.  Maar dit gaat ook over Galaten 6:8. Wanneer je zaait in zonde, zul je dood en verderf oogsten.   

Dwaal niet”. Paulus zegt hier scherp: stop met jezelf voor de gek te houden en geloof niet in deze dwaalleer. Ook al onderwijst Paulus een evangelie van genade, bepaald gedrag zal gevolgen blijven hebben.

God laat niet met Zich spotten”. God laat Zich niet voor de gek houden. Je kunt nog zo veel mooie theorieën, ideeën of principes hebben. Als het tegen God en Zijn Woord ingaat, zal God daar niet in meegaan. De gedachte dat je kunt leven in gierigheid, egoïsme, zonde, wetticisme of ongehoorzaamheid en toch een geestelijke oogst van zegen en leven ontvangt, is in feite een vorm van het spotten met God. Je denkt dat je God voor de gek kunt houden, maar God laat Zich niet voor de gek houden.

Want wat de mens zaait.” Hierbij kunnen we denken aan een boer. Wanneer een boer aardappelen in de grond zaait, verwacht hij aardappelen en geen andijvie. Zo is het ook met ons. Wat wij zaaien, zullen wij ook oogsten.

Wat is dan een zaadje? Dat is elke keuze, elk besluit, elke gewoonte, je omgang met geld en elke stap in (on)gehoorzaamheid. Wat je zaait, zul je ook oogsten. Wanneer je iets goeds hebt gezaaid, zal het zegen zijn. Wanneer je iets fout hebt gezaaid, zal het ellende of verderf zijn.

Paulus geeft aan dat dit voor iedereen geldt, niemand uitgezonderd. Het is een wetmatigheid van geloof, met andere woorden: het gebeurt altijd.

Zal hij ook oogsten.” Je zult het oogsten. Dit is dus een zekerheid. De oogst zal altijd volgen op wat je gezaaid hebt.
Heb je iets verkeerd gezaaid, dan zul je iets verkeerd oogsten. Heb je iets goeds gezaaid, dan zul je iets goeds oogsten. Het bijzondere aan een zaad is dat het altijd een grotere oogst voortbrengt. Een zaad groeit uit tot een grotere vrucht.

Je zult dus meer ellende oogsten als je verkeerd zaad gezaaid hebt, of meer zegen oogsten wanneer je goed zaad gezaaid hebt.

Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten. (Galaten 6:8)

Dit vers geeft een verdere uitleg van vers 7. De keuzes die je maakt, zullen gevolgen hebben. Paulus spreekt over twee verschillende voedingsbodems: de ene is het vlees en de andere de Geest. Wanneer je zaait in je zondige vlees, dan zul je verderf oogsten. Maar wanneer je wandelt door de Geest en daardoor zaait in de Geest, zul je het eeuwige leven oogsten. Het eeuwige leven spreekt niet alleen over onze toekomst bij God in de hemel, maar ook over ons aardse leven. Het spreekt over onze relatie met God en alle zegeningen die Hij wil geven.

Want wie in zijn eigen vlees zaait”. Met vlees bedoelt Paulus je gevallen, zondige natuur. Dit spreekt over alle mensen die niet wandelen door de Geest, maar wandelen in de zonde. Wanneer je je laat leiden door wat het vlees wil, zaai je in het vlees. Denk bijvoorbeeld aan de dingen die je kijkt, leest, waar je over nadenkt en wat je doet. Alles is een zaad. Niemand valt zomaar in een grote zonde. Er is een voorafgaand proces geweest van kleine zaadjes of gedachten van zonde.

Zal uit het vlees verderf oogsten;” Verderf betekent: verwoesting, bederf, het kapotmaken of ondergang. Wanneer je dus in de zonde zaait, zul je verwoesting oogsten. Zonde breekt altijd af, ook al lijkt het misschien op de korte termijn aantrekkelijk.

Het woord “verderf” laat zien dat het steeds erger kan worden. Wat je oogst, kan eerst iets kleins zijn, zoals een schuldgevoel, spanning in relaties of innerlijke leegheid. Maar hoe meer je zaait, hoe erger het wordt. Ten slotte kan het je zelfs het eeuwige leven kosten, zodat je gaat in het “verderf”, oftewel de hel. Dit komt doordat de zonde je hart kan verharden, zodat jij je van God afkeert.

maar wie in de Geest zaait.” Tegenover het vlees staat de Geest. Je kunt ook in de Geest zaaien. Dit doe je door je te laten leiden door de Geest, te wandelen in de vrucht van de Geest en God gehoorzaam te zijn. Alles wat je doet uit geloof, door de Heilige Geest, is zaad in goede grond. Denk aan wandelen in liefde, vrijgevigheid, tijd nemen met God door gebed en de Bijbel te lezen, of anderen helpen groeien in geloof.

Zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten.” De oogst van het zaaien in de Geest is het eeuwige leven. Eeuwig leven is een relatie met God en Zijn vrede, goedheid en gerechtigheid in je hart. Wanneer je zaait in de Geest, zal je relatie met God groeien. Je besteedt meer aandacht aan Hem en geen aandacht aan de zondige natuur.

Deze oogst zal compleet in vervulling gaan in de hemel, waar wij God zullen zien en voor eeuwig bij Hem zullen leven. Maar ook vandaag zullen wij van deze oogst genieten.

Met “zal uit de Geest” wordt bedoeld dat het de Heilige Geest is die het zaad verzorgt. Wij zaaien zaad, en de Heilige Geest doet het groeien, zodat wij het eeuwige leven oogsten.

En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven. (Galaten 6:9)

Dit vers sluit aan op Galaten 6:7-8. Wanneer je al veel goeds hebt gezaaid, bijvoorbeeld door anderen te helpen, en je hebt nog niet geoogst, dan kan dat ontmoedigend zijn. Paulus bemoedigt hen: word niet moe om het goede te doen. Misschien zie je nu nog geen oogst van al je daden, maar je zult zeker oogsten. Wat daarvoor nodig is, is dat je blijft volharden in het goede.

En laten wij niet moe worden goed te doen.” Soms kan het vermoeiend zijn om altijd het goede te doen. Paulus spoort de Galaten aan: laten wij niet moe worden, maar laten wij altijd het goede doen. Wij horen te volharden, zelfs al lijkt het dat wij niet direct oogsten.

Specifiek spreekt het goede hier over de dingen die Paulus in Galaten 6 zegt. Dit zijn:

- Iemand zachtmoedig herstellen

- Elkaars lasten dragen

- Delen met wie onderwijst in het Woord

- Zaaien in de Geest en niet in het vlees

- Goeddoen aan de huisgenoten van het geloof: de broeders en zusters

- Goeddoen aan allen

Want te zijner tijd zullen wij oogsten.” Hier komt de reden waarom je niet moet opgeven, want de oogst zal zeker komen. Met “te zijner tijd” wordt de geschikte, bestemde tijd bedoeld. Dit spreekt over een tijd die God heeft bepaald. Hij zal zeker een oogst geven, maar dit zal niet altijd direct zijn. Het kan soms tijd kosten.

Lees deze tekst met geloof. Als je nu aan het zaaien bent in de Geest, maar je ziet nog geen vrucht, weet dan dat God bezig is. Hij zal de oogst geven op het juiste moment.

Tegelijkertijd worden wij niet alleen opgeroepen om te zaaien, maar ook om te oogsten. God laat groeien, opent deuren en brengt situaties voort. Aan ons is het om deze kansen en open deuren te herkennen en te pakken.

Als wij het niet opgeven.” Dit geeft een voorwaarde aan. We zullen zeker oogsten wanneer wij blijven volharden en het niet opgeven. Houd eraan vast het goede te doen. Laat je niet ontmoedigen door omstandigheden, maar blijf zaaien. Uiteindelijk zul je zeker oogsten.

Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof. (Galaten 6:10)

Omdat wij zeker zullen oogsten, laten wij dan goeddoen aan iedereen. Er dient zich altijd een gelegenheid aan om het goede te doen. En deze gelegenheden stoppen ook vanzelf. Denk aan een buurman die verhuist. Op de dag dat hij verhuist, kun je hem helpen, maar wanneer je drie maanden later vraagt: “Kan ik nog helpen met de verhuizing?”, dan is deze gelegenheid voorbijgegaan. Tegelijkertijd is onze tijd op aarde beperkt. Er komt een moment dat we overlijden of dat de opname van de gemeente plaatsvindt. Laat de tijd die je nu op aarde hebt, in het teken staan van het goeddoen aan allen.

Tegelijkertijd is er een prioriteit. Eerst zorg je voor je broeders en zusters in het geloof, daarna voor allen.

Laten wij dus.” Dit is een oproep aan alle gelovigen. Niet alleen voor de pastors of mensen die graag helpen, maar voor iedereen. Laat iedereen goeddoen, want dan zal je ook goede dingen oogsten, waar de vorige verzen over spreken.

Terwijl wij gelegenheid hebben.” Dit spreekt over een gunstig moment waarin iemand hulp nodig heeft. Iemand kan voor een periode of seizoen bepaalde hulp nodig hebben, zoals een zieke of iemand in armoede. Wanneer diegene gezond is geworden of geen tekort meer heeft, is het niet meer nodig om daarin nog te helpen. Of denk aan iemand die juist vandaag een bemoediging nodig heeft. Tegelijkertijd wijst dit op onze beperkte tijd op aarde. Niemand leeft eeuwig op aarde. Iedere gelovige zal op een moment in de hemel zijn. Laat je tijd op aarde in het teken staan van het goeddoen.

Goeddoen aan allen.” Dit spreekt niet over een vage houding of een vorm van vriendelijkheid zonder inhoud. Dit gaat over goede daden en goede werken. Het gaat om specifieke dingen die je doet. Denk aan eten koken voor anderen, bidden, iemand steunen om los te breken van de zonde, helpen als iemand iets niet lukt of een luisterend oor aanbieden in iemands moeilijkheden.

Dit moet gericht zijn op allen. Dit spreekt dus over alle mensen, ook mensen met een andere afkomst, religie of zelfs onze vijanden.

Wij doen geen goede daden om onze plek in de hemel te verdienen. Wij doen goede daden doordat Jezus ons rechtvaardig heeft gemaakt en wij een nieuwe schepping zijn geworden. Het is een vrucht van onze nieuwe identiteit.

Maar vooral aan de huisgenoten van het geloof.” Paulus geeft aan dat we eerst goed moeten doen aan de huisgenoten van het geloof. Dit spreekt over onze broeders en zusters in onze plaatselijke gemeente. Geestelijk gezien leven wij als huisgenoten samen in een kerk. We zien elkaar vaak en zijn betrokken in elkaars leven. Net zoals een gezin eerst voor zijn kinderen moet zorgen, zorgen de gelovigen eerst voor de andere gelovigen in de kerk.

Met “vooral” maakt Paulus duidelijk dat we eerst voor onze broeders en zusters zorgen, maar ook ruimte houden om voor anderen te zorgen.

Waarschuwing tegen roem in het vlees (6:11-13)

Zie met wat een grote letters ik u met mijn eigen hand schrijf: (Galaten 6:11)

Paulus verwijst in dit vers naar zijn handschrift. Blijkbaar konden de Galaten zijn handschrift herkennen. Hierdoor wisten zij zeker dat deze brief door Paulus geschreven was.

Vaak gebruikt Paulus een schrijver die zijn brieven voor hem opschrijft. Hij zegt wat er in de brief moet staan, en de schrijver schrijft het op. Bij de brief aan de Galaten heeft Paulus (een deel) van de brief zelf geschreven. Hierdoor wisten de Galaten dat de brief echt van Paulus afkomstig was, en dat het geen namaakbrief was.

Zie met wat een grote letters.” Paulus roept de Galaten op om goed te kijken naar het handschrift. Aan het handschrift moeten zij kunnen zien dat het Paulus’ eigen handschrift is. Dit handschrift bestaat uit grote letters. Dit kan betekenen dat Paulus groot schreef om extra nadruk te leggen op de inhoud. Wij doen dat bijvoorbeeld door teksten vetgedrukt te maken of in hoofdletters te schrijven. Het kan ook gewoon iets zeggen over de manier waarop Paulus schreef. Zijn handschrift bestond misschien uit grotere letters dan dat van andere schrijvers.

Ik u met mijn eigen hand schrijf.” Paulus wil benadrukken dat hij zelf een deel van de brief heeft geschreven. Het is niet duidelijk of hij de rest van de brief heeft gedicteerd (iemand anders schreef de woorden op die Paulus uitsprak) of dat hij die ook zelf heeft geschreven. Dit laat zien dat hij wil dat de Galaten weten dat deze brief persoonlijk aan hen gericht is. Als geestelijk vader vindt hij het zo belangrijk dat de dwaalleer in Galatië wordt rechtgezet, dat hij zelf het besluit heeft genomen om een brief te schrijven.

De slotgroet schrijft Paulus meestal wel zelf, terwijl de rest van de brief gedicteerd is. Dit dient als een soort kenmerk van echtheid. Zo weten de Galaten echt dat de brief van Paulus afkomstig is. Tegelijkertijd laat dit zijn belangstelling voor de gemeenten en zijn persoonlijke betrokkenheid zien.

Allen die zich mooi willen voordoen naar het vlees, dwingen u zich te laten besnijden, alleen om niet vanwege het kruis van Christus vervolgd te worden. (Galaten 6:12)

Het kruis van Christus laat zien dat geloof in Jezus genoeg is om gerechtvaardigd te worden. Voor je rechtvaardiging is het niet nodig om besneden te zijn of de wet van Mozes te onderhouden. Door dit te onderwijzen, worden gelovigen vervolgd door de religieuze Joden. Zij willen namelijk dat de Galaten zich aan de wet van Mozes en de besnijdenis houden. Er zijn valse broeders in de gemeenten die lijken te zwichten voor de druk van deze religieuze leiders. Zij willen zich niet alleen zelf weer onderwerpen aan de besnijdenis en de wet, maar dwingen ook anderen om dit te doen. Zo doen zij zich mooi voor en verwachten deze valse broeders geroemd te worden bij de religieuze Joden. Maar dit alles komt voort uit hun vleselijke verlangens om gezien te worden.

Allen die zich mooi willen voordoen naar het vlees.” Paulus spreekt nu over de groep die de Galaten wil beïnvloeden. Zij willen dat de Galaten terugkeren naar de besnijdenis en de wet van Mozes als middel tot rechtvaardiging. Hun motief is niet zuiver. Zij doen dit om geroemd te worden door de religieuze Joden. Ze willen indruk op hen maken en een status onder de Joden hebben. Maar dit motief komt voort uit het vlees. Dit betekent dat het hun gaat om de zichtbare en natuurlijke. Oftewel: alles wat mensen kunnen zien en beoordelen. Ze zoeken niet de eer van God, maar van mensen.

Dwingen u zich te laten besnijden.” Deze valse broeders dwingen de anderen. Ze geven geen keuzemogelijkheid of verzoek. Ze gaan te werk met dwang. Daarbij kun je denken aan sociale druk (als je dit niet doet, hoor je niet bij ons groepje). Ook kun je denken aan geestelijke druk (als je dit niet doet, dan ben je niet rechtvaardig voor God). De broeders in de gemeenten worden gedwongen om zich te laten besnijden, wat een teken is van het oude verbond. Daarmee gaan ze in tegen de boodschap van geloof en genade alleen.

alleen om niet vanwege het kruis van Christus vervolgd te worden.” Nu volgt het belangrijkste motief waarom deze valse broeders willen dat de gemeenten terugkeren naar de besnijdenis en de wet van Mozes. Ze willen niet vervolgd worden. Het kruis van Christus gaat tegen de leer van de religieuze Joden in. Bij deze Joden moet je je rechtvaardigheid verdienen en behouden door elke dag de wet van Mozes te onderhouden. Jezus schenkt juist rechtvaardigheid als cadeau aan ieder die gelooft. Het kruis van Christus spreekt over het werk dat Jezus aan het kruis heeft gedaan. Hij heeft daar de prijs betaald om onze zonden te vergeven en ons te herstellen.

Want ook zij die besneden worden, nemen zelf de wet niet in acht, maar zij willen dat u besneden wordt om zich te kunnen beroemen op uw vlees. (Galaten 6:13)

Het is nog erger gesteld met de valse broeders. Naast hun dwang zijn ze ook schijnheilig. Ze eisen dat anderen de wet in acht nemen, terwijl ze zelf de wet niet onderhouden. Dit laat nog duidelijker zien dat hun motieven niet zuiver zijn. Ze willen zich beroemen in het vlees. Ze willen aan de religieuze Joden laten zien hoe goed zij het doen: “Kijk, wij hebben al zoveel mensen overtuigd om de wet te onderhouden en zich te laten besnijden.” Hierdoor wandelen zij niet in liefde, maar zoeken zij hun eigen eer.

Paulus zegt niet precies welk gebod zij uit de wet van Mozes niet onderhouden. Maar aan hun gedrag is te zien dat ze de wet overtreden. Hun motief is hun eigen eer, niet de liefde.

Je kan alleen de wet volbrengen wanneer je elk gebod onderhoudt. Wanneer jij je wel laat besnijden, maar de wet verder niet onderhoudt, heeft dat geen enkele zin. Alleen wanneer je onberispelijk wandelt en elk gebod onderhoudt, is er rechtvaardiging uit de wet. Maar aangezien iedereen heeft gezondigd en de wet heeft overtreden, is er alleen nog rechtvaardigheid mogelijk door het geloof en de genade.

"Want ook zij die besneden worden.” Paulus spreekt over de valse broeders die zich hebben laten besnijden om rechtvaardig te worden. Ze presenteren zichzelf als het voorbeeld van wetsgetrouwe Joodse gelovigen. Maar Paulus zegt: kijk naar hoe zij leven.

Nemen zelf de wet niet in acht.” Zij nemen de wet ook niet in acht. Wanneer je je aan de wet van Mozes wilt houden, moet je je aan elke wet en bepaling houden. Wanneer je de wet op één punt hebt gebroken, heb je de gehele wet gebroken. Iedereen die zegt de wet te onderhouden, doet dat niet, want niemand kan dat volmaakt.

Daarnaast maakt Paulus hiermee duidelijk dat je niet kan kiezen in de wet van Mozes. Je kan niet zeggen: “De besnijdenis wel, maar deze andere wet niet.”

Maar zij willen dat u besneden wordt.” Dit laat hun verlangen zien. Zij willen dat iedere man in de gemeenten van Galatië zich laat besnijden.

"Om zich te kunnen beroemen op uw vlees.” Waarom willen ze dat de gelovigen zich laten besnijden? Zodat zij zich kunnen beroemen of opscheppen over hun vlees. De Galaten zouden dan slechts als een soort trofeeën of bewijzen dienen. Zo kunnen de valse broeders laten zien hoe goed zij het doen. Hun roem ligt in zichtbare en religieuze tekenen, die door mensen gezien kunnen worden. Daarnaast beroemen zij zich dan letterlijk op hun besnijdenis: het weghalen van een stuk vlees.

Alleen roemen in het kruis van Christus (6:14-16)

Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus, door Wie de wereld voor mij gekruisigd is, en ik voor de wereld. (Galaten 6:14)

De valse broeders beroemen zich op het vlees, maar Paulus beroemt zich alleen in het kruis van Jezus Christus. Alleen datgene wat Jezus voor hem gedaan heeft, verdient eer. Daarop vertrouwt hij, en dat is het enige waar hij over wil roemen. Alle andere zaken vallen hierbij in het niets. Paulus roemt niet in zijn werk, in wat hij voor Jezus gedaan heeft en in welke kennis hij allemaal heeft ontvangen. Hij roemt alleen in het kruis van Jezus.

Die oude wereld, waarin hij roemde in het vlees en vleselijk was, is door het kruis van Jezus voorbijgegaan. Paulus is, geestelijk gezien, gekruisigd voor de wereld van presteren en het zoeken van Gods gunst door de werken van de wet. Hij is overgezet in de genade van God, die tot stand kwam door het kruis.

Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen.” Paulus zegt hiermee in feite: het mag nooit gebeuren dat hij ergens anders in zal roemen. Paulus zet zichzelf hiermee lijnrecht tegenover de valse broeders. Zij willen eer van mensen ontvangen en zich beroemen op hun prestaties. Paulus niet.

Op iets anders dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus.” Paulus sluit al het andere uit. Hij zegt niet: “Ik roem vooral in het kruis.” Nee, hij zegt: “Op iets anders dan op het kruis.” Met andere woorden: er is nog maar één ding waar Paulus over wil roemen en eer aan wil geven, en dat is het werk van Jezus Christus aan het kruis van Golgotha. Al het andere verliest zijn waarde.

Het kruis is de plaats waar Jezus de zonde, de vloek en de schuld heeft verbroken en het oude verbond heeft vervuld. Onze oude, zondige natuur hangt ook aan het kruis. Het kruis is geen detail van het evangelie, maar de plaats waar alles is volbracht.

Paulus noemt Jezus: “onze Heere Jezus Christus”. Dit laat zien dat alles om Jezus draait. Hij is onze Heere geworden. Wij zijn niet onderworpen aan de wet of aan de zonde, maar aan Jezus Christus.

Door Wie de wereld voor mij gekruisigd is.” De wereld staat hier voor de zonde, voor een leven zonder God, gericht op jezelf en op eerzucht. Deze wereld is voor Paulus gekruisigd. Dat betekent dat dit alles bij het kruis sterft en geen invloed meer op zijn leven heeft. Het gaat hem niet meer om de wereld, maar alleen om Jezus en om God.

En ik voor de wereld.” Andersom geldt hetzelfde. Hiermee laat Paulus zien dat er een radicale breuk is tussen de wereld en hem. Voor de wereld doet Paulus er ook niet meer toe. De zonde heeft geen macht meer over hem. Hij jaagt niet hetzelfde na als de niet-wedergeboren mensen. De wereld beschouwt hem als een dwaas, omdat hij een gekruisigde en opgestane Messias predikt. Voor de wereld is Paulus iemand die “buiten het systeem staat”. Hij hoort er niet meer bij.

Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn. (Galaten 6:15)

Paulus geeft nu zijn conclusie. Het wel of niet besneden zijn geeft geen kracht. Het enige dat kracht geeft, is dat wij een nieuwe schepping zijn. Onze oude natuur is gestorven aan het kruis van Golgotha. Door de wedergeboorte zijn wij een nieuwe schepping geworden. Onze geest is opnieuw geboren. Wij zijn kinderen van God geworden en hebben de Heilige Geest ontvangen. Dit geeft kracht en niet een teken in het lichaam.

Want in Christus Jezus.” De echte reden waarom er kracht is, is dat wij een nieuwe schepping in Christus Jezus zijn. Door de wedergeboorte kom je in Christus Jezus. Dit laat zien dat je met Hem verbonden bent. Je leeft niet langer voor jezelf of onder de macht van de zonde, maar je bent een nieuwe schepping in Jezus Christus. Het woord “Christus” betekent “Gezalfde”. Dit toont aan dat Jezus de Gezalfde is, maar ook dat de zalving, de Heilige Geest, verbonden is met onze nieuwe schepping.

Heeft niet het besneden zijn enige kracht.” Met “kracht” bedoelt Paulus dat het geen waarde heeft en niets goeds uitwerkt. De besnijdenis brengt je niet dichter bij God. Het zorgt er niet voor dat je heiliger leeft. Het zorgt er ook niet voor dat God door jou heen wonderen en tekenen doet aan anderen.

En ook niet het onbesneden zijn.” In het Grieks staat hier letterlijk: “voorhuid”. Ook dit geeft bij God geen kracht of waarde. Dit is niet waar het om gaat.

Maar wel dat we een nieuwe schepping zijn.” Waar het wel om gaat, is dat wij een nieuwe schepping zijn. De wedergeboorte telt. Door Jezus’ dood en opstanding is er een nieuwe geestelijke realiteit ontstaan. Daardoor kan de Heilige Geest in de mens komen wonen. Dit nieuwe leven heeft wel kracht, want dit nieuwe leven is verbonden met de Heilige Geest en Zijn kracht. Als nieuwe schepping zijn wij rechtvaardig gemaakt en hebben wij ook de autoriteit ontvangen om zieken te genezen en demonen uit te drijven.

En allen die overeenkomstig deze regel wandelen: vrede en barmhartigheid zij over hen en over het Israël van God. (Galaten 6:16)

Paulus geeft nu een zegen. Deze zegen geeft hij niet aan iedereen, maar alleen aan degenen die inzien dat het niet uitmaakt of je besneden of onbesneden bent, maar dat het erom gaat dat je een nieuwe schepping bent. Voor deze personen is er vrede en barmhartigheid beschikbaar. Met het Israël van God wordt de gemeente van Christus bedoeld, de zonen van Abraham door het geloof. De hele brief laat zien dat degenen die geloven zonen en dochters van Abraham zijn.

Dit betekent niet dat de gelovigen Israël vervangen. God heeft nog een duidelijk plan en doel met Israël, de fysieke afstammelingen van Abraham.

En allen die overeenkomstig deze regel wandelen.” Met een regel wordt een norm, maatstaf of principe bedoeld. Dit spreekt over de mensen die een nieuwe schepping zijn en weten dat de besnijdenis geen waarde heeft voor God. Deze mensen beseffen wat Jezus heeft gedaan aan het kruis en weten dat zij gerechtvaardigd worden door geloof en genade. De volgende zegenwens van Paulus is specifiek voor hen van toepassing.

Vrede en barmhartigheid zij over hen.” Dit is zowel een gebed van Paulus voor de gelovigen als iets dat automatisch gebeurt wanneer je weet dat je een nieuwe schepping bent. Je ontvangt een diepe vrede. Je weet dat je recht staat voor God, en dat je Zijn genade en goedheid niet hoeft te verdienen, maar al ontvangen hebt door geloof. Daardoor komt er vrede in je hart. Daarnaast ervaar en ontvang je Gods barmhartigheid. Doordat je weet dat God met geloof en genade werkt, werk je niet voor Gods barmhartigheden. Je weet dat je ze ontvangt op basis van geloof en genade.

Barmhartigheid is Gods ontferming en zorg voor Zijn kinderen, zonder dat zij dit hebben verdiend door hun goede gedrag of werken. Denk aan vergeving, troost, zorg, ontferming, genezing, bevrijding en herstel.

En over het Israël van God.” Paulus spreekt hier over de gemeente van Christus. Dit spreekt niet over het aardse Israël. Dit komt doordat het aardse Israël, in de tijd van Paulus, onder de wet van Mozes leefde. Het zou raar zijn als Paulus zegt: iedereen die een nieuwe schepping is en weet dat de besnijdenis geen waarde heeft, ontvangt vrede en barmhartigheid, en ook de religieuze Joden uit Israël, die (nog) geen nieuwe schepping zijn en waarde hechten aan de besnijdenis, ontvangen ook vrede en barmhartigheid. Dit zou het punt dat Paulus in zijn brief maakt, direct ontkrachten.

In zijn brief vertelt Paulus dat de gelovigen kinderen van Abraham zijn en daardoor het verbond met God hebben ontvangen. Dit spreekt dus over iedereen die, net als Abraham, gelooft. Daarnaast heeft God ook nog een plan en doel met het aardse Israël, dat vervuld zal worden in de eindtijd.

Slotwoorden en zegen (6:17-18)

Verder, laat niemand mij lastigvallen, want ik draag de littekens van de Heere Jezus in mijn lichaam. (Galaten 6:17)

Paulus roept de gemeenten op om te stoppen met hem lastig te vallen. Met andere woorden: “Vanaf nu is het genoeg. Jullie moeten stoppen met discussiëren over de besnijdenis en stoppen met mij verdenken alsof ik verkeerde motieven heb of geen echte apostel ben.” Paulus geeft aan dat hij de littekens van Jezus draagt in zijn lichaam. Dit laat zien dat hij geleden heeft voor het evangelie en stokslagen en martelingen heeft ondergaan vanwege de waarheid. Dit is al reden genoeg voor de Galaten om hem niet vals te beschuldigen of lastig te vallen met een verkeerde leer. De littekens op zijn lichaam zijn als het ware een bewijs voor zijn verbondenheid met Jezus Christus.

Verder.” Dit betekent: van nu af aan. Paulus geeft een keerpunt aan. De discussies en verdeeldheid stoppen, en vanaf nu gebeurt er iets anders.

Laat niemand mij lastigvallen.” Letterlijk zegt hij: laat niemand mij nog moeite of problemen bezorgen. Paulus bedoelt niet dat hij nooit meer contact wil hebben met de gemeenten. Hij vraagt wel dat ze hem niet meer lastigvallen met dwaalleren of met het ondermijnen van zijn gezag en boodschap.

Want ik draag de littekens van de Heere Jezus in mijn lichaam.” Paulus heeft veel vervolging en martelingen doorstaan. Dit zorgde voor littekens. Deze littekens bewijzen dat Paulus voor de waarheid staat, verbonden is met Jezus en een echte apostel is van Jezus Christus. Deze littekens zijn niet per ongeluk gekomen. Ze zijn gekomen doordat hij bij Jezus hoort en het evangelie verkondigt.

Het woord voor “littekens” betekent ook “brandmerk”. Dit werd in de oudheid gebruikt om slaven te merken, zodat iedereen voor altijd kon zien bij wie de slaven hoorden. Zo zijn de littekens van Paulus ook een soort brandmerk, waaraan te zien is dat hij bij Jezus hoort.

De genade van onze Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen. (Galaten 6:18)

De groet die Paulus aan het eind van zijn brief schrijft, is kort. Hij groet niemand persoonlijk, maar doet wel een oproep aan iedereen. De gehele brief stond in het teken van de genade van Jezus. Nu wenst hij deze genade toe aan de broeders. De genade wordt door Jezus in onze geest gelegd, en vanuit de wedergeboren geest heeft Gods genade invloed op ons denken, voelen en handelen (ziel) en op hoe wij leven en wandelen met ons lichaam. Het woord “amen” maakt duidelijk dat deze boodschap betrouwbaar is. In onze Bijbeltekst staat het als slot van de brief; mogelijk is het ook gebruikt als instemmende geloofsbelijdenis wanneer de brief werd voorgelezen.

De genade van onze Heere Jezus Christus.” De gehele brief draait om de genade. Je kunt alleen genade ontvangen door de Heere Jezus Christus. In zijn brief ging het er vooral om te weten dat je niet gerechtvaardigd wordt uit de werken van de wet, maar door het geloof en de genade in Jezus.

Zij met uw geest.” Dit is ten eerste een zegenwens. Tegelijk is dit ook een constatering. De genade wordt door Jezus in onze geest gelegd. We ontvangen Gods genade en goedheid via onze wedergeboren geest.

Broeders!” Paulus spreekt de Galaten, ondanks zijn harde brief, nog steeds aan als broeders en zusters. Paulus beschouwt hen als een geestelijke familie. Zijn brief schrijft hij niet vanuit een liefdeloos hart, maar juist uit liefde voor zijn geestelijke familie.

Amen.” Hiermee wordt gezegd dat de boodschap van de brief waar is en klopt. Wij kunnen alleen leven en rechtvaardig worden door Jezus Zijn genade.