Galaten 3

Galaten 1

Het begin is het halve werk. Maar als je na een goed begin een heel andere weg inslaat, gaat het alsnog mis. Koning Joas was daarvan een duidelijk voorbeeld. Hij werd opgevoed en onderwezen door de hogepriester Jojada. Hij was Godvrezend en deed wat goed is in de ogen van God. Maar na de dood van Jojada luisterde Joas naar verkeerde raadgevers. Hij verliet de weg van God en diende de afgoden. Joas begon goed, maar eindigde slecht.

Datzelfde dreigt voor de Galaten. Ze begonnen goed. Ze ontvingen de Heilige Geest door de prediking van het geloof en wisten dat zij gerechtvaardigd werden uit het geloof. Maar er kwamen valse broeders in de gemeente die hun verkeerde raad gaven: zij zouden ook de wet moeten onderhouden om gerechtvaardigd te worden. In plaats van dit af te wijzen, gaan zij erin mee. In Galaten 3 laat Paulus helder zien waarom dit verkeerd is. Hij onderbouwt vanuit de wet van Mozes, het voorbeeld van Abraham en het werk van Jezus aan het kruis dat zij hun rechtvaardigheid niet in de wet moeten zoeken, maar in het geloof.

Ik vind Galaten 3 één van de mooiste hoofdstukken van de Bijbel. Als je beseft wat hier werkelijk staat, verandert dit je hele leven. Dit hoofdstuk is een belangrijk fundament van het geloof, en elke keer dat je het leest, komen er nieuwe openbaringen.

Niemand wordt gerechtvaardigd door de wet (3:1-12)

O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was? (Galaten 3:1)

Paulus is erg ontdaan en verdrietig dat de Galaten in een dwaalleer geloven. Dit vers klinkt als een emotionele zucht. Paulus vindt het verschrikkelijk dat de gemeente zo ver gaat, dat het zelfs lijkt alsof ze betoverd zijn en niet meer helder nadenken.

O dwaze Galaten.” Als iemand je zo aanspreekt, klinkt dat niet liefdevol. Je zou kunnen denken: die persoon moet aan zijn karakter werken; dit is zondig gedrag! Toch is het juist liefde die Paulus drijft om de gemeenten in Galatië zo aan te spreken. Soms is het goed dat we de feiten radicaal horen, en horen dat we verkeerd bezig zijn als we zondigen. Het is belangrijk om dingen zwart-wit te zien en geen compromis te zoeken in Gods Woord. In het woord “O” horen we als het ware de zucht van Paulus. Waarom doen ze dit toch?

Met het woord “dwaze” bedoelt Paulus niet dat de Galaten dom zijn of met het verstand tekortschieten. Hij bedoelt dat zij een gebrek hebben aan geestelijk inzicht. Ze moeten niet meegaan met de werken van de wet, maar doen dat toch.

Wie heeft u betoverd?” Paulus vraagt zich af wie de Galaten heeft betoverd. Op het eerste gezicht lijken dit de menselijke misleiders die in Galaten 1:7 worden genoemd. Maar Paulus weet dat het niet alleen om mensen gaat; er is sprake van een betovering, iets demonisch. De duivel gebruikt mensen in de hoop om mensen te verblinden voor de waarheid van Christus.

Het woord “betoveren” kan ook betekenen: beïnvloeden door het boze oog, of beheksen. De verwarring bij de Galaten komt niet alleen door een verstandelijk misverstand; demonische machten geven dit misverstand.

Om de waarheid niet te gehoorzamen.” De duivel wil het liefst dat mensen de waarheid van God niet gehoorzamen, zodat zij voor eeuwig verloren gaan. Met “de waarheid” wordt in deze context bedoeld dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. De gemeenten weten dit, maar belanden in een fase waarin zij geloven dat ze ook de werken van de wet moeten onderhouden om gerechtvaardigd te blijven. Deze ongehoorzaamheid komt niet door onwetendheid, maar door een bewuste keuze om de waarheid los te laten en een dwaalleer te geloven.

Daarnaast is het belangrijk dat wij niet alleen in de waarheid van God geloven, maar die ook gehoorzamen. We erkennen niet alleen dat de waarheid waar is; we passen haar ook toe in ons dagelijkse leven en in de keuzes die we maken.

U voor wie Jezus Christus eerder voor ogen geschilderd is.” Paulus verkondigt het evangelie helder en krachtig, en God bevestigt het door de krachten en tekenen die daarop volgen. Paulus spreekt steeds over het evangelie van Jezus en het kruis. Hij brengt geen verhaal dat allerlei kanten op kan; hij brengt een duidelijk beeld. Dat beeld is zo helder, alsof Jezus Christus voor hun ogen is geschilderd. Hoewel de Galaten Jezus en Zijn kruisiging niet met hun fysieke ogen gezien hebben, maakt Paulus het evangelie zo duidelijk dat het is alsof zij het wel zien: niet letterlijk, maar geestelijk.

Je kunt dit vergelijken met een schilderij of film. Bij veel gebeurtenissen waren we niet letterlijk aanwezig, maar doordat het is vastgelegd, kunnen we het goed zien. Soms lijkt het alsof we het zelf hebben meegemaakt. Zo is het ook hier: ook al waren zij er niet bij, Paulus predikt zo duidelijk dat het lijkt alsof zij erbij waren.

Alsof Hij onder u gekruisigd was?” De boodschap die Paulus brengt is dus de boodschap van het kruis. Aan het kruis werd de prijs van onze verlossing betaald. Dit onderwerp moet bij de Galaten steeds voor ogen staan. Paulus spreekt niet over een bijzaak van het evangelie, maar over de kern van het evangelie.

Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? (Galaten 3:2)

Paulus stelt hier een vraag waarvan zij beiden het antwoord al weten. Hij doet dit om hen uit te dagen na te denken en tot de conclusie te komen dat zij de Heilige Geest niet uit de werken van de wet hebben ontvangen, maar uit de prediking van het geloof.

Dit alleen wil ik van u vernemen.” Paulus stelt één vraag die de hele discussie kan beëindigen. Als God hun de Geest heeft gegeven door de prediking van het geloof, dan verlangt Hij toch niet ook nog de werken van de wet? Soms zet een simpele vraag ons weer aan het denken en brengt zij ons terug bij de waarheid.

Hebt u de Geest ontvangen.” Paulus spreekt hier over de doop met de Heilige Geest die gelovigen ontvangen tijdens de wedergeboorte. Hiermee wordt niet alleen de inwoning van de Heilige Geest in de gelovige bedoeld, maar ook de kracht van de Geest op de gelovige. Denk aan de gaven van de Geest, de kracht om te getuigen en de zichtbare aanwezigheid van de Geest in de gemeenten.

De Galaten hebben de Heilige Geest al ontvangen, en dit stond niet ter discussie. Paulus was erbij wanneer zij met de Geest gedoopt werden. Hun afdwalen van de waarheid komt dus niet doordat zij de Heilige Geest niet hebben ontvangen. Het zijn wedergeboren gelovigen die zich laten misleiden. Laat dat ook voor ons een les zijn: wees op je hoede dat je niet misleid wordt, ook wanneer je de Heilige Geest al hebt ontvangen.

Uit de werken van de wet.” Paulus vraagt de Galaten: Heeft God Zijn Geest aan jullie gegeven omdat jullie de wet van Mozes zo goed naleefden, je liet besnijden en je je hield aan alle reinheidswetten? Het antwoord is nee. Toen de heidenen in de gemeenten tot geloof kwamen en de Geest ontvingen, waren zij niet besneden, hielden zij zich niet aan de wet van Mozes en aten zij wat zij wilden, ook dieren die volgens de wet onrein waren. Toch kon God hun Zijn Heilige Geest geven, omdat God niet werkt met de wet van Mozes om rechtvaardigheid te geven.

Of uit de prediking van het geloof?” Het antwoord is ja. De Galaten ontvangen de Geest door de prediking van het geloof. Dit gebeurt in drie stappen:

Stap 1: Paulus verkondigt het Evangelie van Jezus Christus.

Stap 2: Door de prediking ontstaat geloof in het hart van de Galaten.

Stap 3: Omdat er geloof is in hun harten, geeft God Zijn Geest.

Wanneer er geloof wordt gepredikt, komt geloof in het hart. En wanneer wij in ons hart geloven en niet twijfelen, kan God wonderen doen in ons leven en ons geven wat Hij belooft, zoals de doop met de Heilige Geest.

Dus, waarop reageert God? God reageert op geloof en niet op werken van de wet.

Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? (Galaten 3:3)

Paulus is nog steeds verbaasd. De Heilige Geest had hun geloof bevestigd, en daardoor zijn zij met de Geest begonnen. Nu willen zij het vlees toevoegen door zich te houden aan de wet van Mozes en aan Joodse rituelen. Dat is dwaas.

Bent u zo dwaas?” Paulus gebruikt opnieuw scherpe woorden, net als in vers 1. Hij wijst niet alleen op verstandelijke domheid, maar op een gebrek aan geestelijk inzicht.

U die met de Geest begonnen bent.” Het was de Heilige Geest die hun harten opende voor het evangelie. Het was de Geest die hen hielp zich te bekeren, en zij werden ook gedoopt met de Heilige Geest. Het begin van hun Christenleven stond in het teken van de Heilige Geest. De Geest was ook in de gemeente werkzaam met tekenen en wonderen (zie vers 5). Gods bedoeling is dat zij niet alleen met de Geest beginnen, maar ook met de Geest eindigen. Dit betekent dat zij volmaakt zullen worden door het werk van de Geest. Ons leven is niet langer gericht op ons eigen kunnen en op het vlees, maar op de nieuwe mens en op de Heilige Geest. Wat zij in het begin deden, deden zij niet uit eigen kracht, maar door de kracht van de Geest.

Gaat u nu eindigen met het vlees?” Hoewel zij goed begonnen met de Heilige Geest, lijken zij te eindigen met het vlees. Bedenk dat vlees en Geest nooit samengaan. Het is geen mix van de Heilige Geest met nog een deel van het vlees; ons hele leven moet gericht en geleid worden door de Heilige Geest.

Met “het vlees” bedoelt Paulus alle menselijke inspanningen: het houden van de wet om rechtvaardig te worden en de neiging om in eigen prestaties te roemen.

Wanneer jij je aan de wet van Mozes wilt houden, levert dat geen extra “bonuspunten” op. Integendeel, je keert terug naar het vlees en mist daardoor de Geest.

Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het toch eens tevergeefs was! (Galaten 3:4)

Paulus geeft aan dat de Galaten veel hebben meegemaakt in het verleden. Hierbij kunnen we denken aan vervolging, uitsluiting of andere negatieve ervaringen vanwege hun keuze voor Christus. Wanneer ze besluiten om toch weer de wet te onderhouden, om de aanstoot bij de Joden weg te nemen, is al deze moeite en strijd voor niets geweest. Wanneer je namelijk de genade van Christus verlaat en terugkeert naar de wet, val je uit Gods genade en verlies je je rechtvaardigheid.

Hebt u tevergeefs zoveel geleden?” Het woord ‘geleden’ kan zowel duiden op pijn en vervolgingen die de Galaten hebben meegemaakt als op de ervaringen die zij hebben gehad. Naast de vervolgingen hebben zij ook mooie dingen meegemaakt door de Heilige Geest, zoals wonderen en tekenen. Al deze negatieve en positieve ervaringen zullen geen enkel doel dienen als zij besluiten om hun rechtvaardigheid niet meer (volledig) in Christus te zoeken maar (deels) in de wet van Mozes. Met deze vraag wil Paulus de gemeenten wakker schudden.

Als het toch eens tevergeefs was!” We lezen opnieuw Paulus’ bezorgdheid en twijfel over de gemeenten. Maar er klinkt ook een beetje hoop door. Het is nog niet tevergeefs en het is nog niet te laat. De gemeenten kunnen zich nog bekeren van hun dwaalweg en weer terugkeren naar de genade van God. Dit stukje lezen we dus als een duidelijke waarschuwing: “Pas op! Als jullie zo verdergaan, dan zal alles tevergeefs worden!”

Dit vers benadrukt de ernst van het terugkeren naar de wet. Wanneer je terugkeert naar de wet om daar je rechtvaardigheid te verdienen, ontvang je die niet meer uit geloof en genade van God.

Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? (Galaten 3:5)

Nogmaals stelt Paulus een vraag: “Hoe hebben jullie de Heilige Geest ontvangen en alle krachten, wonderen en tekenen die bij jullie gebeuren?” Paulus vraagt hen of ze echt denken dat God naar hen luistert, hen de Geest heeft gegeven en elk wonder en teken heeft gedaan omdat ze zo goed bezig waren met het onderhouden van de wet. Het antwoord is: nee. Het kwam door de prediking van het geloof, waardoor er geloof in hun hart kwam en God op basis van dat geloof kon antwoorden met de doop in de Heilige Geest en met alle wonderen en tekenen waarvoor zij in geloof stonden.

Hij dan Die u de Geest verleent.” Met “Hij” bedoelt Paulus God de Vader. De Vader is Degene die de Geest geeft, maar Hij doet dit altijd door Jezus Christus. De Geest is dus zowel de gave van de Vader als de vervulling van de belofte die Jezus uitdeelt aan wedergeboren gelovigen.

Het woord “verlenen” betekent: “ruimhartig voorzien”, “schenken” en “uitdelen”. Dit laat zien dat God Zijn Geest niet geeft omdat wij het hebben verdiend, of als loon omdat wij ervoor gewerkt hebben, maar dat Hij de Geest schenkt uit genade. Dit woord staat in de tegenwoordige tijd. God gaf Zijn Geest niet eenmalig aan de gemeenten in Galatië aan het begin; de Geest blijft voortdurend uitgestort worden op nieuwe gelovigen. En ook gelovigen die al vervuld zijn met de Geest, blijven vervuld worden. Dit laat zien dat de gemeente niet afhankelijk is van Paulus. Ook toen Paulus wegging, bleef de Heilige Geest aanwezig in de gelovigen, en waren zij in staat om nieuwe gelovigen met de Geest te vervullen. Hetzelfde geldt voor de krachten en wonderen die in dit vers genoemd worden.

En krachten onder u werkt.” Het Griekse woord voor “krachten” wordt vaak gebruikt voor wonderen, tekenen en bovennatuurlijke manifestaties van God. Hierbij kun je denken aan de genezing van zieken en het uitdrijven van demonen. We kunnen ook denken aan de gaven van de Geest in 1 Korinthe 12 en aan de blijvende aanwezigheid en leiding van de Geest in de gemeenten. De gemeenten zien dus duidelijk God en de Heilige Geest aan het werk, en zo hoort God in elke gemeente duidelijk zichtbaar te zijn door tekenen en wonderen.

Doet Hij dat uit de werken van de wet?” Nogmaals vraagt Paulus aan de Galaten of God al deze dingen doet door hun naleving van de wet. Het antwoord is weer: nee. Ook de krachten die in de gemeente plaatsvinden en de aanwezigheid van de Geest worden niet door God gegeven doordat zij de wet van Mozes goed onderhouden. Ook de krachten worden gegeven uit genade en door de prediking van het geloof. Daarom is het belangrijk dat in de gemeente geloof wordt gepredikt, zodat de krachten, waaronder genezing en bevrijding van demonen, zullen plaatsvinden.

Of uit de prediking van het geloof?” Het antwoord is: ja. Al deze dingen worden door God gegeven door de prediking, of verkondiging, van het geloof. Wanneer geloof gepredikt wordt, ontstaat er geloof in het hart. En wanneer er geloof in het hart is, zonder twijfel, zal God een wonder doen. Alles wat de Galaten hebben ontvangen, komt door geloof, niet door hun eigen prestaties.

Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend. (Galaten 3:6)

Paulus vond het belangrijk om zijn reden te onderbouwen met de Schrift. Al onze denkwijzen en datgeen wat wij geloven moet onderbouwd worden met de Bijbel, anders heeft het geen waarde. Paulus gebruikt Abraham als voorbeeld, omdat hij dient als een geloofsvader voor alle gelovigen. Paulus zegt: kijk terug naar Abraham, zelfs in het Oude Testament, bij de eerste persoon waar het volk Israël begon en God de belofte gaf, zelfs hij heeft zijn rechtvaardigheid niet ontvangen doordat hij zich aan de wet hield, maar door zijn geloof. Paulus verwijst in dit vers naar Genesis 15.

En hij geloofde in de HEERE, en Die rekende hem dat tot gerechtigheid. (Genesis 15:6)

Zoals Abraham God geloofde.” Abraham ontving een grote belofte van God. Ondanks zijn hoge leeftijd en het feit dat hij nog geen kind had, beloofde God dat hij een groot nageslacht zal krijgen. In het natuurlijke is dit onmogelijk. Toch geloofde Abraham de belofte van God. Let op: er staat niet “Abraham deed alles goed”, “Abraham hield zich aan elk gebod van de wet (die toen nog niet bestond)” of “Abraham was de wijste en slimste persoon ter wereld”. Wat God van Abraham verlangde, was geloof en vertrouwen. Abraham geloofde dat God in staat is hem een kind te geven en dat God dit ook daadwerkelijk zou doen. Daarnaast geloofde Abraham ook het evangelie, waar Galaten 3:8 over spreekt.

En Die rekende hem dat tot gerechtigheid.” Dat geloof is voldoende. God verlangt alleen geloof. Het geloof zorgt ervoor dat Abraham als rechtvaardig wordt aangemerkt door God. Abraham verdient zijn rechtvaardigheid niet door zijn daden en werken, maar ontvangt die als geschenk van God doordat hij gelooft. Met rechtvaardigheid wordt bedoeld dat Abraham recht staat voor God en door God wordt goedgekeurd.

Wat ook bijzonder is in het verhaal van Abraham, is dat God hem in Genesis 15 al aanmerkte als rechtvaardig, terwijl hij pas jaren later, in Genesis 17, werd besneden. Met andere woorden: de besnijdenis, die de valse broeders in de gemeenten in Galatië willen invoeren, maakte Abraham niet rechtvaardig. Hetzelfde geldt voor de wet van Mozes; die werd pas honderden jaren later gegeven. Dit laat zien dat Abraham alleen door zijn geloof rechtvaardig was. Zo moeten ook wij weten dat de enige weg tot onze rechtvaardiging het geloof in Jezus Christus is. Er is geen andere weg.

Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. (Galaten 3:7)

 Volgens Paulus maakt het niet uit of je als Jood geboren bent of als heiden; je bent alleen een kind van Abraham als je gelooft.

Begrijpt u dan.” Paulus zegt hiermee: kom tot inzicht, wees je bewust van dit feit. Het is een oproep om weer helder te denken.

dat zij die uit het geloof zijn.” Dit laat zien waar deze mensen vandaan komen: zij komen uit het geloof. Het gaat er niet om of je van nature Jood bent of de wet van Mozes en de Joodse reinheidswetten houdt; alleen door het geloof ben je een kind van Abraham.

Abrahams kinderen zijn.” God sloot een verbond met Abraham, de stamvader van Israël. Uit hem is Israël, Gods volk, ontstaan. Nu zegt Paulus iets bijzonders: iedereen die gelooft, is een kind van Abraham geworden, dus ook de gelovige heidenen. Abraham is voor ons een voorbeeld van geloof. Zo leren wij geloof van onze “vader” Abraham.

Het woord “kinderen” betekent niet dat we rechtstreeks van Abraham afstammen. We komen niet voort uit zijn biologische bloedlijn. Met “kinderen” wordt bedoeld dat wij delen in dezelfde natuur of dezelfde weg volgen als iemand; we lijken dan op hem. In het voorbeeld van Abraham hebben wij dus hetzelfde soort geloof als hij had. Daardoor zijn wij kinderen van hem en hebben wij, als kinderen, deel aan de belofte die God aan Abraham gaf. De geestelijke erfenis die Abraham achterliet, is er ook voor ons.

En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden. (Galaten 3:8)

Als Paulus verkondigt dat Joden en heidenen uit het geloof gerechtvaardigd worden, zegt hij niets nieuws. God zei dit al tegen Abraham, in het Oude Testament, door te beloven dat alle volken in hem gezegend zouden worden. Dit is vervuld door Jezus Christus, die Zijn leven gaf aan het kruis en opstond uit de dood. Zo is de zegen die God aan Abraham gaf, voor iedereen die gelooft.

En de Schrift.” Paulus schrijft over de Schrift alsof zij een levende persoon is. Daarmee laat hij zien dat de Schrift, toen het Oude Testament, nu Oude en Nieuwe Testament, levend en krachtig is. De Schrift verwijst ook naar God Zelf. God heeft mensen geïnspireerd door Zijn Heilige Geest om de Schrift op te schrijven. Woorden die in de Bijbel staan, komen dus rechtstreeks van God. Zo mogen wij ook met de Bijbel omgaan: zij heeft net zoveel gezag als de woorden die God Zelf uitspreekt.

Die voorzag.” Hiermee wordt bedoeld dat de Bijbel een profetie gaf voor de toekomst. In de tijd van het Oude Testament wisten de Joden niet dat God ook een plan had voor de heidenvolken. Toch was dit al aan Abraham geprofeteerd.

Dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen.” Dit is de kernboodschap van de Galatenbrief. Uit het geloof worden we gerechtvaardigd. Het komt niet door afkomst of door de werken van de wet, maar alleen door geloof staan heidenen recht voor God. Let erop dat God het is die rechtvaardigt. Het is niet door eigen prestatie of werken; alleen God kan iemand rechtvaardig maken. En God maakt alleen degenen rechtvaardig die geloven en hun vertrouwen stellen op Jezus Christus.

Verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie.” God bracht al aan Abraham het goede nieuws over Jezus Christus. Het Evangelie werd niet pas in Mattheüs, Marcus, Lukas of Johannes verteld; het werd al aan Abraham verteld. God dacht niet: “Ik probeer eerst om mensen rechtvaardig te maken door de wet van Mozes, en als dat niet lukt, stuur Ik Mijn Zoon.” Nee, vanaf het begin is het Gods plan om mensen rechtvaardig te maken door het geloof in Jezus Christus.

In u zullen al de volken gezegend worden.” God bracht het Evangelie al aan het begin van Abrahams roeping, niet pas op latere leeftijd.

Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. (Genesis 12:3)

Ook toen Abraham zijn zoon Izak moest offeren, klinkt het Evangelie door. Izak vroeg wat zij zouden offeren.

Abraham zei: God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon. Zo gingen zij beiden samen. (Genesis 22:8)

We lezen dat, toen Abraham zijn mes pakte om Izak te slachten, een engel ingreep. Abraham hoefde zijn zoon uiteindelijk niet te offeren. Dit is een prachtig vooruitzicht op God de Vader, die wel Zijn Zoon naar de aarde stuurde om “geslacht” te worden aan het kruis voor onze zonden. Abraham beleed dit, omdat hij wist: God zal Zelf voor een Lam zorgen.

God beloofde dat in Abraham alle volken gezegend worden. De zegen is alleen beschikbaar in Abraham. Dit betekent dat Abraham de drager is van Gods belofte; alles wat God aan de mensheid wil geven, loopt door het nageslacht van Abraham heen. Om die reden werd Jezus geboren als Jood, uit het nageslacht van Abraham. Abraham is het beginpunt van Gods plan om de mens te redden en te zegenen, en dit is vervuld in Jezus Christus.

Deze zegen geldt voor alle volken. Terwijl God eerst werkte met alleen het Joodse volk, was Zijn plan al aan Abraham bekend: Hij zou omzien naar alle volken. Bij “zegen” denken we in de eerste plaats aan rechtvaardiging en het eeuwige leven bij God. Maar “zegen” omvat meer beloften, zoals voorspoed, een goed en vruchtbaar leven, gezondheid, vrijheid en Gods gunst. De zegen die God aan Abraham gaf, wil Hij ook geven aan allen die geloven.

Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham. (Galaten 3:9)

Degenen die, net als Abraham, geloven, ontvangen de zegen. Je wordt niet gezegend doordat je de wet van Mozes houdt; je wordt gezegend door geloof.

Daarom worden zij die uit het geloof zijn.” Paulus trekt hier zijn conclusie. Deze conclusie geldt alleen voor mensen die uit het geloof zijn, niet voor wie hun rechtvaardigheid zoeken in de werken van de wet of in eigen prestaties. Met “zij die geloven” bedoelt Paulus allen die hun vertrouwen op Jezus stellen en hun rechtvaardigheid van Hem verwachten.

gezegend samen met de gelovige Abraham.” Deze gelovigen ontvangen Gods zegen en Gods beloften. Zoals God Abraham zegende omdat hij geloofde, zo zegent Hij ook ons. Het gaat om dezelfde zegen. Zoals Abraham door zijn geloof werd gerechtvaardigd, een erfdeel van God ontving, materieel gezegend werd op aarde en een lang leven kreeg, zo wil God ons op al deze gebieden zegenen.

Abraham nu was oud en op dagen gekomen en de HEERE had Abraham in alles gezegend. (Genesis 24:1)

Zoals God Abraham in alles zegende, is het Zijn verlangen om ons in alles te zegenen.

Daarnaast zien we dat Abrahams geloof standhield, ook al bleef de belofte van een zoon uit. Pas toen hij honderd jaar was, ontving hij Izak. Wij kunnen leren van Abrahams geloof: ondanks alles bleef hij hopen, geloven en volharden. Daarom noemt Paulus hem “de gelovige Abraham”.

Want allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen. (Galaten 3:10)

Paulus geeft een belangrijke waarschuwing. Wie rechtvaardig wil worden door zich aan de wet van Mozes te houden, komt onder de vloek. Niemand kan de wet volmaakt houden; iedereen heeft gezondigd. Wie de wet breekt en God ongehoorzaam is, komt onder deze vloek. Daarom is het belangrijk dat wij onze rechtvaardiging uit geloof ontvangen en niet door de werken van de wet.

Want allen die uit de werken van de wet zijn.” Paulus spreekt over iedereen die zijn rechtvaardiging wil verdienen of behouden door zich aan de wet van Mozes te houden. Het maakt niet uit of je Jood of heiden bent: wie zijn rechtvaardigheid wil verdienen uit de wet, komt onder de vloek. Het woord “allen” benadrukt dat er geen uitzonderingen zijn.

zijn onder de vloek.” Dit betekent dat deze mensen onder Gods oordeel staan en dat de vloek recht heeft op hun leven. Als je rechtvaardig wilt worden door de wet te onderhouden, moet je je aan alles houden. Doe je dat niet, dan overtreed je de wet en sta je onder Gods oordeel. Als we naar de vloek kijken, kan het om het volgende gaan:

1. Het verliezen van het eeuwige leven, omdat je uit Gods genade valt. Je vertrouwt niet meer op Christus als bron van rechtvaardiging, maar op de wet.

2. Materiële vervloekingen die in de wet van Mozes zijn opgesomd, zoals voortdurend financieel tekort, tegenslag, mislukking en ellende in het gezin.

3. Lichamelijke vervloekingen, zoals ziekte en miskramen.

Een volledig overzicht staat in Deuteronomium 28. Deze mensen hoeven niet de volledige vervloeking die hier staat te ontvangen; het is mogelijk dat de vloek op één gebied van hun leven werkzaam is en op een ander gebied niet.

Er staat immers geschreven.” Paulus beroept zich op de Bijbel. Voor ons is het ook altijd belangrijk ons op de Bijbel te beroepen. Gods Woord is de waarheid, niet onze eigen meningen of gedachten. In dit geval beroept Paulus zich op een tekst in Deuteronomium.

Vervloekt is wie de woorden van deze wet niet uitvoert door ze te houden! En heel het volk moet zeggen: Amen. (Deuteronomium 27:26)

Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles.” Nogmaals staat er “ieder”. Paulus benadrukt dat dit voor iedereen geldt. Daarnaast gaat het om “alles”. Als je rechtvaardigheid uit de wet verlangt, kun je niet kiezen welke wetten en geboden je wel of niet wilt onderhouden. Je moet alles voortdurend onderhouden. Ga je één keer de fout in, dan ben je niet meer rechtvaardig. Daarom kunnen wij onze rechtvaardigheid niet verdienen door de wet te onderhouden, maar ontvangen we die enkel uit genade door het geloof.

Wat geschreven staat in het boek van de wet.” Dit verwijst naar de gehele wet van Mozes: alles wat aan geboden en wetten geschreven staat in de eerste vijf boeken van de Bijbel. Het gaat niet om losse delen, maar om het geheel.

Om dat te doen.” Paulus spreekt niet alleen over het kennen van de geboden. Als je jouw rechtvaardigheid uit de wet van Mozes wilt ontvangen, moet je elk gebod doen. Dit werkt niet voor ons, omdat wij allemaal gezondigd hebben. Daarom blijft er nog maar één weg over: rechtvaardig worden door het geloof in Jezus Christus.

En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. (Galaten 3:11)

Paulus geeft een ander voorbeeld waarom mensen niet gerechtvaardigd worden door de wet. God zegt al in het Oude Testament dat de rechtvaardige uit het geloof zal leven. God verbindt het geloof met rechtvaardiging.

En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt.” Nogmaals benadrukt Paulus dat niemand recht kan staan voor God door de wet. Je hoeft het niet eens te proberen, want je zult toch falen. Als je voor Gods troon staat, zal Hij iedereen schuldig verklaren, want niemand, behalve Jezus, heeft een zondeloos leven geleefd. De wet van Mozes rechtvaardigt niemand; het is ook niet Gods bedoeling dat de wet van Mozes mensen rechtvaardigt. Waar de wet wel voor is, behandelt Paulus vanaf Galaten 3:19.

Voor God is duidelijk.” In de ogen van mensen kan iemand rechtvaardig lijken, maar in Gods ogen is niemand rechtvaardig. Dit is duidelijk: het is een feit dat zowel de Galaten als de wereld moeten weten. Iedereen heeft gezondigd.

Want: de rechtvaardige zal uit het geloof leven.” Paulus onderbouwt zijn standpunt door naar de Bijbel te verwijzen, ditmaal naar Habakuk.

(…) De rechtvaardige zal door zijn geloof leven. (Habakuk 2:4B)

Met de rechtvaardigde bedoelt Paulus degene die recht staat voor God. Dit is niet iemand die zich aan de wet van Mozes houdt, maar iemand die leeft uit het geloof. Geloof is de weg waardoor iemand rechtvaardig is.

Met het woord “leven” wordt bedoeld dat zijn hele levenswandel gefundeerd staat op het geloof. Elke dag vertrouwen wij op Jezus, en elke dag blijven wij Hem trouw. Tegelijkertijd geeft dit aan dat God werkt door geloof. Zo ontvangen wij door geloof onze rechtvaardigheid, maar bijvoorbeeld ook onze genezing, voorziening, wijsheid, etc.

Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar: De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven. (Galaten 3:12)

Paulus laat zien dat de wet van Mozes niet gebaseerd is op geloof. Wanneer je gelooft, ontvang je de rechtvaardigheid van God als geschenk. Maar wanneer je de wet onderhoudt, probeer je de rechtvaardigheid te verdienen. Geloof en verdienen horen niet bij elkaar. Daarom worden wij niet door de wet gerechtvaardigd, want de wet heeft niets met geloof te maken.

Maar voor de wet is het niet: uit geloof” De wet van Mozes is geen systeem van God dat gebaseerd is op geloof en vertrouwen. Geloof zegt: “vertrouw op Jezus”. De wet zegt: “doe dit”.

Maar: De mens die deze dingen doet.” Paulus citeert hier een tekst uit Leviticus:

Mijn verordeningen en Mijn bepalingen moet u in acht nemen. De mens die ze houdt, zal erdoor leven. Ik ben de HEERE. (Leviticus 18:5)

Paulus zegt: “zie je wel? De wet werkt alleen voor mensen die haar volledig houden. Je moet het verdienen en het doen.” Maar zo werkt geloof niet; door geloof ontvang je rechtvaardigheid uit genade, als geschenk.

zal daardoor leven.” Volgens de wet word je alleen gerechtvaardigd, en mag je genieten van Gods zegen, als je je altijd aan elk gebod houdt, zonder één fout. Alleen als je volmaakt bent, kun je met God wandelen en een relatie met Hem hebben.

De wet vraagt dat je het zelf volbrengt en doet. Maar God werkt niet zo: Hij werkt door geloof en genade.

De zegen van Abraham komt door geloof (3:13-18)

Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt, (Galaten 3:13) 

Doordat iedereen heeft gezondigd, heeft de vloek op iedereen recht. Maar omdat Jezus, die niet heeft gezondigd, de vloek heeft gedragen aan het kruis, zijn wij vrijgekocht van de vloek van de wet van Mozes.

Christus heeft ons vrijgekocht.” Jezus heeft ons vrijgekocht. “Vrijgekocht” was een begrip uit de slavenhandel. Het betekent dat je iemand loskoopt om hem uit de slavernij te halen. Wij, en vooral de Joden die onder de wet waren, waren slaven onder de wet van Mozes en ontvangen daardoor de vloek. Maar Jezus heeft ons bevrijd van de wet en van de vloek.

Van de vloek van de wet.” De wet van Mozes brengt zegen bij gehoorzaamheid, maar vloek bij ongehoorzaamheid. Dit geldt ten eerste voor de Israëliet, maar ook de heiden staat onder deze vloek. Omdat iedereen ongehoorzaam is en heeft gezondigd, is de vloek van de wet van toepassing op iedereen. Iedereen staat schuldig tegenover God, zodat niemand uit zichzelf rechtvaardig is en een relatie met God kan hebben. Tegelijkertijd heeft de vloek ook gevolgen in ons aardse leven, zoals ziekte, mislukking, gebrek, onderdrukking en onvruchtbaarheid.

door voor ons een vloek te worden.” Die vloek verdient iedereen. Maar voor gelovigen is er goed nieuws: die vloek is al gedragen. Jezus heeft in onze plaats, als Plaatsvervanger, die vloek gedragen. Jezus werd tijdens de kruisiging behandeld alsof Hij Zelf vervloekt was, en Hij droeg de schuld en straf die wij verdienden.

want er staat geschreven:” Paulus verwijst opnieuw naar het Oude Testament om te laten zien dat Jezus aan het kruis vervloekt was en de vloek droeg. Hij verwijst naar Deuteronomium:

dan mag zijn dode lichaam niet aan de paal overnachten, maar moet u hem beslist diezelfde dag nog begraven. Een gehangene is namelijk door God vervloekt. U mag uw land, dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft, niet onrein maken. (Deuteronomium 21:23)

 Vervloekt is ieder die aan een hout hangt,” In het Oude Testament gaf God al aan dat een gehangene aan een paal vervloekt was. Toen Jezus aan het hout hing, dit spreekt over het kruis, was Hij volgens Deuteronomium 21 een vervloekte. Dit betekent een aantal dingen.

1) Wanneer een misdadiger hing aan het kruis in het Romeinse Rijk, kon iedereen zien dat hij onder een oordeel stond. Iedereen wist dat daar een misdadiger of zondaar hing. Zo kon iedereen Jezus zien: Hij hing daar, en had alle zonde van de wereld daar gedragen.

2) Iedereen kon getuigen zijn dat Jezus de zonden droeg. Jezus werd zichtbaar gekruisigd op een druk gebied buiten Jeruzalem. Iedereen kon Hem zien. Hij werd niet op een stille plek gestenigd, maar werd aan het kruis, hoog in de lucht, gekruisigd. Het was voor iedereen zichtbaar dat Jezus op dat moment “een vervloekte” was, die daar hing vanwege de zonde.

3) Jezus hing, verhoogd, tussen God en de mens in, als een Middelaar. Jezus hing daar namens ons, onder Gods oordeel. Dit laat zien dat Hij de brug is tussen God en de mens. Het kruis verbindt de mens weer met God.

opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof. (Galaten 3:14)

Paulus geeft nu aan waarom Jezus aan het kruis hing. Dit is niet alleen zodat de vloek over ons leven wordt verbroken, maar ook opdat de zegen van Abraham tot de heidenen komt. Naast de zegen van Abraham ontvangen wij nog meer zegen, want wij ontvangen ook de Heilige Geest.

Opdat de zegen van Abraham.” Het woord “opdat” geeft het doel aan van wat er in vers 13 gebeurde: Jezus werd gekruisigd en tot een vloek gemaakt, opdat wij de zegen ontvangen. Het gaat hier om de zegen van Abraham. Dit betekent dat wij door het geloof bij God gerechtvaardigd worden, vriendschap met God hebben en voorspoedig zijn in wat wij ondernemen. Abraham werd in alles door God gezegend; zo worden wij, omdat wij in Christus Jezus zijn, ook in alles gezegend.

Abraham nu was oud en op dagen gekomen en de HEERE had Abraham in alles gezegend. (Genesis 24:1)

“In Christus Jezus.” De zegen van Abraham is alleen beschikbaar voor hen die in Christus Jezus zijn. Alleen wie wedergeboren is en met Jezus verbonden blijft, heeft deel aan deze zegen.

“Tot de heidenen zou komen.” Terwijl God eerst vooral een verbond had met het Joodse volk, verandert dit door het kruis van Jezus. Nu is de scheiding tussen Jood en heiden weggevallen. De zegen en belofte die aan Abraham werd gegeven, is nu ook beschikbaar voor de niet-Joden.

“En opdat wij de belofte van de Geest.” Naast de zegen van Abraham ontvangen wij door het kruis ook de belofte van de Heilige Geest. God had dit al in het Oude Testament geprofeteerd, en Jezus sprak hierover tegen Zijn discipelen voor Zijn kruisiging. De Heilige Geest kan alleen in ons wonen als wij rechtvaardig zijn. En de mens kan alleen rechtvaardig worden door het geloof in Jezus Christus en in het werk dat Hij aan het kruis deed. Vanaf het kruis is het mogelijk dat God Zelf, door de Geest, in mensen woont om hen te leiden en te bekrachtigen.

“Zouden ontvangen door het geloof.” De Heilige Geest wordt aan ons gegeven als een geschenk. We hebben Hem niet verdiend door ons aan de wet te houden, maar ontvangen Hem door te geloven en te vertrouwen op Jezus Christus.

Broeders, ik spreek op menselijke wijze: Zelfs een verbond van mensen dat rechtsgeldig is geworden, stelt niemand terzijde of voegt daar iets aan toe. (Galaten 3:15)

Paulus gaat nu verder met een ander argument waarom we niet rechtvaardig worden uit de werken van de wet, maar uit geloof. Hij laat dit zien aan de belofte die God aan Abraham heeft gedaan, waarop Abraham met geloof antwoordde. Als God een belofte deed, komt Hij daar niet op terug door rechtvaardigheid uit de wet te verlangen. Paulus zegt dus in dit vers: zelfs een verbond tussen mensen kan niet meer veranderd worden, laat staan een verbond dat God heeft gesloten.

Broeders.” Hoewel er een dwaalleer is in de gemeente, beschouwt Paulus de gemeenten in Galatië nog steeds als broeders en familie. Met “broeders” spreekt hij ook de zusters aan.

Ik spreek op menselijke wijze.” Paulus geeft aan dat hij een voorbeeld gebruikt uit het gewone menselijke leven. Zo maakt hij een Goddelijk principe duidelijk met iets eenvoudig en tastbaar.

Zelfs een verbond van mensen.” Paulus spreekt hier over een testament of een verbond. Wanneer iemand overlijdt, staat in zijn testament waar de erfenis naartoe gaat.

Dat rechtsgeldig is geworden.” Dit gaat over een verbond dat officieel is gemaakt en bekrachtigd. In onze cultuur zou dit betekenen: een contract of testament waarvoor je bij de notaris je handtekening hebt gezet.

Stelt niemand terzijde of voegt daar iets aan toe.” Dit betekent dat je, zodra je hebt getekend, niet zomaar je contract of verbond kunt annuleren. Je doet wat erin staat. Gaat het bijvoorbeeld om een koopcontract voor een huis, dan ben je verplicht het huis te kopen. Je kunt er ook niets meer aan toevoegen. Bij een koopcontract kun je achteraf niet zeggen: “O ja, ik wil ook nog dat je de keuken vernieuwt.” Dat stond niet in het oorspronkelijke contract, dus dat gaat niet meer lukken. Paulus vergelijkt dit met God. God kan niet zeggen: “Ik voeg nog iets toe aan het verbond; je moet eigenlijk ook nog de wet van Mozes onderhouden.” Dat kan niet, want God heeft al een verbond met Abraham gesloten voordat de wet kwam.

Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus. (Galaten 3:16)

Paulus laat zien dat de beloften die aan Abraham zijn gedaan, in de eerste plaats niet over een groot volk gaan, maar over Abraham en één ander Persoon. De beloften zijn gegeven aan Abraham en Zijn Nagelslacht Jezus Christus. Als wij in Jezus Christus zijn, delen wij in deze beloften.

Welnu, zo zijn de beloften tot Abraham en zijn Nageslacht gesproken.” Paulus verwijst terug naar het vorige vers. Hierin lezen wij dat een verbond rechtsgeldig is en niet meer veranderd kan worden. Nu geeft Paulus aan dat God beloften heeft gegeven aan Abraham en zijn Nageslacht (Jezus). God kan niets meer afdoen van de belofte die Hij heeft gegeven.

De beloften aan Abraham gaan onder andere over: zegen voor alle volken, een land, een erfdeel, een eeuwig verbond, en dat Abraham in alles overvloedig gezegend is. Deze beloften deed God dus niet alleen aan Abraham, maar ook aan zijn Nageslacht, Jezus. En doordat wij één zijn in Jezus Christus, gelden de beloften van Abraham ook voor ons.

Hij zegt niet: En aan de nageslachten, als over velen.” Paulus verwijst terug naar het Oude Testament, naar wat God tot Abraham heeft gesproken.

En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent. (Genesis 22:18)

Paulus wijst erop dat God sprak in het enkelvoud. Het gaat om één Nageslacht, of één Persoon, die van Abraham zou afstammen. Niet aan de nageslachten, oftewel: vele personen. Dit laat zien dat de beloften van God uiteindelijk maar door één Persoon komen. Er is geen andere manier om dit te ontvangen dan door Jezus.

Het is waar dat God de nakomelingen van Abraham, het volk Israël, zegende, en de zegen van Abraham doorstroomde en nog steeds stroomt naar Israël. Maar de uiteindelijke vervulling van de beloften van Abraham vinden wij in Jezus Christus.

Maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus.” Er is maar één weg die tot God en Zijn beloften leidt: Jezus. Er zijn niet vele wegen tot God, slechts één.

Dit nu zeg ik: Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen. (Galaten 3:17)

Paulus legt nu zijn punt uit. Het verbond dat God aan Abraham gaf, kwam honderden jaren voor de wet van Mozes. Het is dus onmogelijk dat God Zijn belofte aan Abraham tenietdoet en ineens met een andere methode gaat werken om rechtvaardig te worden. God werkte bij Abraham al met geloof en genade en werkt ook vandaag zo, niet met de werken van de wet of met onze eigen prestaties.

En dit zeg ik:” Met deze woorden vat Paulus de vorige verzen samen en geeft hij zijn conclusie.

Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus.” Het verbond en de beloften gaf God eerst aan Abraham. Deze beloften staan vast, want God heeft ze rechtsgeldig bekrachtigd. Voor onze tijd kun je zeggen: de handtekening staat al bij de notaris; je kunt er niets aan toevoegen of ervan afdoen. Dit verbond en deze beloften zijn gegeven met het oog op Christus. Ze zijn aan Abraham en aan zijn Nageslacht, Jezus, gegeven. Doordat wij één zijn in Christus, gelden deze beloften ook voor ons. Dat God werkt met verbond, geloof en genade is dus niet nieuw in het Nieuwe Testament; Hij maakt dit al bekend aan Abraham in het Oude Testament.

door de wet, die vierhonderddertig jaar later is gekomen.” De wet van Mozes komt vierhonderddertig jaar na de belofte aan Abraham. Dan verlaten de Israëlieten de slavernij in Egypte en ontvangen zij de wet op de berg Sinaï.

En het gebeurde na verloop van vierhonderddertig jaar, op deze zelfde dag gebeurde het: alle legers van de HEERE zijn uit het land Egypte vertrokken. (Exodus 12:41)

Het punt dat Paulus maakt, is dat de belofte veel eerder kwam dan de wet. God wil dus niet dat wij rechtvaardig worden door de wet, maar door de belofte. De wet heeft daarom een ander doel; daarop gaat Paulus in Galaten 3:19–23 verder op in.

Niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen.” De belofte aan Abraham en aan Zijn Nageslacht is niet door God krachteloos gemaakt of geannuleerd. Wanneer God iets belooft, komt Hij daar niet op terug en verandert Hij dat niet. Daarom hebben wij nog steeds deel aan de belofte van Abraham, omdat wij in Christus zijn.

Want als de erfenis uit de wet is, is zij niet meer uit de belofte; maar aan Abraham heeft God die door de belofte genadig geschonken. (Galaten 3:18)

De erfenis van Abraham kan maar via één weg stromen: via de wet of via de belofte. Aangezien de belofte eerder aan Abraham is gegeven dan de wet aan Mozes, ontvangen wij de erfenis via de belofte. De erfenis is dus iets wat wij niet verdienen door onze prestaties, maar wat God schenkt.

Want als de erfenis uit de wet is.” Met de erfenis verwijst Paulus naar het geheel dat God aan Abraham heeft beloofd. Denk aan de rechtvaardiging uit het geloof, de zegen van Abraham, een erfdeel bij God in onze eeuwige bestemming, en volgens Galaten 3:14 ook de ontvangst van de Heilige Geest. De erfenis is dus een totaalpakket van God dat wij ontvangen wanneer wij in Jezus Christus zijn.

Deze erfenis ontvangen wij niet als prestatie doordat wij de wet van Mozes onderhouden. Ook in het gewone leven is dit vreemd. Je ontvangt een erfenis van je ouders niet omdat je ervoor hebt gewerkt. Je ontvangt het omdat je hun kind bent: je hoeft er niets voor te doen; het word je gegeven.

Is zij niet meer uit de belofte.” Als God had bepaald dat de erfenis via de wet kwam, dan komt zij niet meer uit de belofte die God aan Abraham gaf. Het kan niet allebei. De wet en verdienen staan tegenover de belofte en genade.

Maar aan Abraham heeft God die door de belofte genadig geschonken.” Paulus zegt dat de erfenis niet uit de wet komt, omdat zij al aan Abraham is geschonken door de belofte die God deed. Wanneer God iets belooft, stelt Hij niet later extra voorwaarden aan wat Hij heeft beloofd. Dat is vreemd. Zo mogen wij weten dat wij de complete erfenis en alle beloften die God aan Abraham heeft gegeven, ontvangen uit genade doordat wij geloven in Jezus Christus en wedergeboren zijn.

Doel en functie van de wet (3:19-25)

Waartoe dient dan de wet? Zij is eraan toegevoegd omwille van de overtredingen, totdat het Nageslacht zou gekomen zijn aan Wie het beloofd was; en zij is door engelen in de hand van de middelaar beschikt. (Galaten 3:19)

In de vorige verzen zegt Paulus dat de belofte van God voor de wet van Mozes kwam en dat we niet door de wet gerechtvaardigd worden. Een vraag die we ons dan kunnen stellen is: “Waarom bestaat de wet en wat doet de wet?” Paulus legt nu uit waarom God dit heeft gegeven. De wet laat de overtredingen toenemen. Door de wet zien we dat wij zondaren zijn, en de wet lokt onze zondige natuur uit om zichtbaar te worden en tegen Gods geboden in te gaan. Hierdoor weten wij dat wij, zonder Christus, zondaren zijn en niet rechtvaardig. Het laat ons zien dat we Jezus Christus, het Nageslacht van Abraham, nodig hebben.

Waartoe dient dan de wet?” Met andere woorden: “waarom is de wet er en wat is haar doel?” Dit is een vraag die vanzelf ontstaat nadat je de Galatenbrief hebt gelezen tot Galaten 3:18. Als redding door geloof komt en door de belofte aan Abraham, waarom is die wet dan aan Mozes gegeven? Nu gaat Paulus in op de functie van de wet.

Zij is eraan toegevoegd omwille van de overtredingen.” De wet is pas later toegevoegd aan de belofte van Abraham en diende niet als een vervanging. De belofte van Abraham is dus nog steeds actief, en ook de methode waardoor mensen rechtvaardig worden: geloof.

Op twee manieren laat de wet zien dat de mens zondigt.

Manier 1: de wet is een soort spiegel waardoor wij zien dat wij zondig zijn. Wanneer jij iets vies op je gezicht hebt, kan het zijn dat je dit niet weet. Maar wanneer je in de spiegel kijkt, zie je direct je vieze gezicht. De wet laat op deze manier de zonde zien. Maar net zoals de spiegel jou niet helpt om je gezicht schoon te maken, helpt de wet jou niet om rechtvaardig te worden. Je wordt je alleen bewust van het feit dat je een zondaar bent wanneer je de wet leest. Je wordt niet geholpen om rechtvaardig te leven.

Manier 2: de wet zorgt ervoor dat de overtredingen toenemen. In de zondige natuur van de mens zit een verlangen om tegen Gods geboden in te gaan. Wanneer je hoort: “Je mag dit niet doen,” dan ontstaat juist een verlangen om het wel te doen. Terwijl je eerst niet wist dat iets zondig was en je het ook niet deed omdat je er geen verlangen naar had, ontstaat er plotseling wel een verlangen om het verkeerde te doen. Dit komt doordat je weet dat het niet mag.

De wet laat dus zien dat je tekortschiet, zodat je niet vertrouwt op je eigen goedheid, maar op Gods genade in Jezus Christus.

Totdat het Nageslacht zou gekomen zijn.” Het Nageslacht verwijst naar Jezus Christus. God gaf een belofte aan Abraham en aan Zijn Nageslacht, Jezus. Hier gaat Paulus op in in Galaten 3:16. Hiermee zegt Paulus: de wet is tijdelijk, totdat Jezus komt. Dit betekent niet dat de wet compleet buitenspel wordt gezet. De wet wordt nog gebruikt voor de onrechtvaardigen. Het wordt alleen niet meer gebruikt voor de rechtvaardigen, zoals Paulus aan Timotheüs leert in 1 Timotheüs 1:9.

Aan Wie het beloofd was.” God heeft al een belofte gedaan aan Abraham en zijn Nageslacht, Jezus Christus: dat alle volken door Jezus gezegend zouden worden en dat mensen gerechtvaardigd worden door het geloof.

En zij is door engelen in de hand van een middelaar beschikt.” De wet van Mozes was niet rechtstreeks gegeven vanuit God aan het volk Israël. De wet komt wel van God, maar werd doorgegeven: eerst van God aan de engelen, en de engelen gaven het door aan de middelaar Mozes. Via een omweg werd de wet dus aan het volk gegeven. Dit laat zien dat de wet wel belangrijk is, maar niet zo belangrijk, direct en persoonlijk is als de belofte die God Zelf rechtstreeks aan Abraham en zijn Nageslacht heeft gegeven. Paulus laat hiermee zien: de belofte van God is belangrijker dan de wet van Mozes.

Voor ons als Christenen is er nu nog maar één Middelaar tussen God de Vader en ons, namelijk Jezus Christus. Hij heeft verzoening voor ons bewerkt en Hij is Degene die de belofte van God aan ons brengt.

En de middelaar is niet middelaar van één partij, maar God is één. (Galaten 3:20)

Een middelaar is iemand die tussen twee partijen staat en probeert beide partijen te verzoenen of hun relatie te herstellen. Een middelaar kan niet aan één kant staan; dat zou vreemd zijn. Toen God een verbond sloot met Abraham, gaf Hij Abraham beloften zonder voorwaarden. Abraham geloofde dat God de belofte zou vervullen. Bij de wet was er wel een middelaar: Mozes. Hij stond tussen God en het volk in. De twee partijen, Israël en God, hadden beiden een verantwoordelijkheid. God zou het volk zegenen als zij zich hielden aan alle geboden van de wet.

En de middelaar is niet middelaar van één partij.” In vers 19 gaat “middelaar” over Mozes. Hij stond tussen het volk en God in. Dit laat zien dat de wet tweezijdig is: God wil het volk zegenen als zij zich aan Zijn wetten en geboden houden. Maar tussen God en Abraham was geen middelaar. God deed Zelf de belofte, zonder voorwaarden. Als ik jou bijvoorbeeld als geschenk 500 euro geef, is er geen middelaar nodig. Ik geef je gewoon die 500 euro; jij hoeft er niets voor te doen. Maar als ik zeg: “doe deze werkzaamheden voor mij. En als je die hebt gedaan, betaal ik je 500 euro.” Dan is een offerte of contract handig. Jij hebt dan jouw verantwoordelijkheid en ik de mijne.

maar God is één”. Dat verwijst naar God Die één is. “God is één” benadrukt dat Hij de enige ware God is. Het is bijzonder dat God Zich “één” noemt. God doet dit om te benadrukken dat Hij, als Drie-eenheid, uit drie Personen bestaat: Vader, Zoon en Heilige Geest. Toch is Hij één in wezen en wilsbesluit.

De enige partij die Zichzelf verplichtingen heeft opgelegd, is God, niet de mens. God zegt niet: “Je moet eerst heilig leven, dan pas word je rechtvaardig.” Nee, God geeft ons Zijn rechtvaardigheid als geschenk, dat wij aannemen door geloof. Vanuit die ontvangen rechtvaardigheid leven wij heilig.

Is dan de wet in strijd met de beloften van God? Volstrekt niet! Want als er een wet gegeven was die in staat was levend te maken, dan zou de gerechtigheid werkelijk uit de wet zijn. (Galaten 3:21)

Paulus stelt nu een tweede vraag die je jezelf kunt stellen na zijn uitleg over de belofte en de wet. Spreken de wet en de beloften elkaar tegen? Paulus antwoordt: “Volstrekt niet!” De wet en de belofte komen van dezelfde God; God spreekt Zichzelf niet tegen. Paulus geeft hier eigenlijk aan dat de wet een beperkte werking had. De wet belooft leven en zegen, maar door de zondige natuur van de mens kan niemand de wet vervullen. Er is dus geen wet of gebod die de mens rechtvaardig maakt. Het ligt dus niet aan de wet dat de mens veroordeeld en vervloekt wordt. Het komt door de mens zelf. De wet heeft een belangrijk doel, maar niet om mensen rechtvaardig te maken.

Is dan de wet in strijd met de beloften van God?” Paulus stelt hier de logische vraag: als wij niet rechtvaardig worden uit de wet, is de wet dan een vijand van de beloften die God aan Abraham gaf?

Volstrekt niet.” Dit is een zeer krachtige ontkenning: “absoluut niet”. Paulus wil zeker stellen dat niemand denkt dat de wet zinloos is of geen doel heeft. De wet heeft een doel: laten zien wat zonde is, de overtredingen doen toenemen en ons laten weten dat wij Jezus nodig hebben. Maar de wet is niet bedoeld als middel tot redding of rechtvaardigheid.

Want als er een wet gegeven was die in staat was levend te maken.” Stel dat er in de wet van Mozes een gebod is dat ons werkelijk eeuwig leven kan geven, dan is het mogelijk om via de wet rechtvaardig te worden. Alleen is er geen wet die dit doet. De wet sluit de mens juist op onder de zonde, in plaats van rechtvaardigheid te geven.

Dan zou de gerechtigheid werkelijk uit de wet zijn.” Dit raakt het kernpunt van Paulus’ brief. Wij kunnen onze rechtvaardigheid niet verdienen uit de wet, want ieder mens is zondig en heeft de wet overtreden. De wet kan ons niet rechtvaardig maken. Er is geen enkele bepaling in de wet van Mozes waarop wij ons bij God kunnen beroepen. We zijn allemaal verdoemd. Daarom vertrouwen wij op Jezus en ontvangen wij onze rechtvaardigheid uit geloof, niet uit de wet.

Maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden door het geloof in Jezus Christus. (Galaten 3:22)

De wet van Mozes laat zien wat zonde is. Ze laat ook zien dat er geen ontsnapping mogelijk is uit de zonde. De wet heeft ons dus opgesloten, zoals een rechter misdadigers opsluit. Door de wet te lezen, zien we dat we geen kant op kunnen en Gods oordeel verdienen. We weten dus dat de wet ons niet kan helpen om recht voor God te staan. Daarom moeten we het ergens anders zoeken: in de belofte van God, die Hij geeft als we in Jezus Christus geloven.

Maar de Schrift.” Paulus verwijst hier naar Gods Woord, de Bijbel. Hij doelt vooral op de wet van Mozes, maar ook de andere oudtestamentische boeken laten zien dat we opgesloten zijn in de zonde. Alleen de Bijbel verklaart wie zondig is en wie rechtvaardig is. Mensen kunnen dus geen andere bronnen gebruiken om te beweren dat zij rechtvaardig zijn. Denk bijvoorbeeld aan de gedachte dat je rechtvaardig bent als je elke dag meer goede dan slechte daden doet. De Bijbel, Gods Woord, is leidend.

Heeft alles onder de zonde opgesloten.” De Bijbel verklaart dat iedereen schuldig is en gezondigd heeft. Dit geldt allereerst voor de Joden, die de wet van Mozes hebben overtreden. Maar ook de heidenen zijn schuldig. Zij hebben de wet niet ontvangen, maar de zonde maakt ook hen onrechtvaardig en stelt hen onder het oordeel.

Maar… kun je dan niet gewoon beter gaan leven? Het punt is: zelfs als je maar één keer in je leven zondigt, ben je een zondaar. Je kunt dit niet uitwissen door goede werken. Als je voor de rechter staat en schuldig bent, doen al je goede werken er niet toe. Je hebt de wetten van het land overtreden. Zo is iedereen die ook maar één gebod uit de wet van Mozes heeft overtreden schuldig. We zijn dus, zonder Christus, gevangen in de zonde en onder het oordeel van de wet. Buiten Christus is er geen enkele manier om uit deze gevangenis te ontsnappen.

Opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden.” Paulus spreekt nog steeds over de belofte en de zegeningen van Abraham. Het gaat concreet om Gods plan van redding en verlossing. Zo kunnen mensen ontsnappen aan de “gevangenis van de zonde” en weer rechtvaardig worden, met alle zegeningen die God daarbij geeft. Deze belofte wordt aan de gelovigen gegeven. De hele wereld mag aanspraak maken op Gods belofte, maar alleen wie zijn geloof en vertrouwen op Jezus Christus stelt, ontvangt de vervulling ervan. Dat wordt hun gegeven. Ze hoeven het niet te verdienen door goede werken, maar ontvangen het uit geloof.

Door het geloof in Jezus Christus.” Ons geloof is gericht op een Persoon: Jezus Christus. Hij is trouw geweest tot de kruisdood toe en is opgestaan uit de dood. Door Zijn trouw geldt de belofte van Abraham voor iedereen die in Hem gelooft.

Voordat het geloof echter kwam, werden wij door de wet bewaakt, als gevangenen opgesloten, totdat het geloof geopenbaard zou worden. (Galaten 3:23)

Paulus bedoelt hier de tijd voor de komst van Jezus. In die periode hield de wet de Joden onder toezicht en als gevangenen opgesloten. Zij konden niet ontsnappen aan de zonde en aan de wet van Mozes. De wet hield streng toezicht. Elke overtreding kreeg een strenge straf. Maar toen Jezus kwam, verloste Hij ons: de Joden van de zonde en van het oordeel van de wet; de heidenen van de zonde, want zij stonden niet onder de wet. Hij liet ons uit de geestelijke gevangenis.

Voordat het geloof echter kwam.” Met “het geloof” wordt de komst van het geloof in Jezus Christus bedoeld. Het gaat hier niet om onze persoonlijke geloofsdaad. Het gaat om het feit dat God Jezus heeft gezonden en dat wij door geloof in Hem gerechtvaardigd worden. Het wijst op de vervulde belofte van God, die wij door geloof ontvangen. Dit is het begin van het nieuwe verbond.

Dit betekent niet dat God pas sinds Jezus met geloof werkt en in het Oude Testament niet. Abraham werd immers door geloof gerechtvaardigd. Abraham geloofde in de toekomstige vervulling van Gods belofte. Wij geloven dat God die belofte al heeft vervuld in Jezus Christus. Het gaat dus om een andere tijd.

werden wij door de wet bewaakt.” Dit gaat in de eerste plaats om de Joden voor de komst van Jezus Christus. Denk bij “bewaakt” aan wachters of soldaten die streng toezicht houden op gevangenen. Elke fout of tekortkoming wordt genadeloos bestraft. De wet herinnerde hen er steeds aan dat zij zondig waren, Gods geboden niet volbrachten en uit eigen kracht niet konden losbreken van de macht van de zonde. Het is alsof een soldaat het zwaard al geheven heeft om toe te slaan zodra je weer struikelt.

Als gevangenen opgesloten.” De mens zat opgesloten als een gevangene. Dat kwam niet door de wet zelf, want de wet is goed en heilig. Het kwam door de zondige natuur van de mens. Wie weet dat hij de wet overtreden heeft, is als een gevangene die wacht op Gods laatste oordeel.

Totdat het geloof geopenbaard zou worden.” Omdat de mens zichzelf niet kon bevrijden, wachtte men op de Messias die de gevangenis van buitenaf zou openen. Dit spreekt over Jezus Christus. Sinds Zijn opstanding leven gelovigen niet meer in de gevangenis van wet en zonde. Wij mogen leven in vrijheid, onder Gods genade.

Zo is dan de wet onze leermeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden. (Galaten 3:24)

Paulus zegt dat de wet een tijdelijke rol had. Hij vergelijkt de wet met een leermeester (opvoeder) uit de oudheid. Rijke families konden zich zo’n leermeester veroorloven. Het ging om een slaaf die het kind van de familie beschermde en van huis naar school begeleidde. Hij gaf geen les in vakken. Hij zorgde ervoor dat het kind veilig aankwam, disciplineerde het en lette op zijn gedrag. Vaak was deze leermeester streng en hard, en kon hij zelfs lichamelijke straffen en tikken uitdelen. Voor het kind was dit meestal geen fijne periode.

Zo vergelijkt Paulus de wet: als een strenge leermeester die elke fout aanwijst en bestraft. Maar net zoals een leermeester slechts tijdelijk aangesteld was, gold dat ook voor de wet. Wanneer het kind volwassen werd, was de meester niet meer nodig. Op dezelfde manier laat Paulus zien dat de Joden slechts tijdelijk onder de wet stonden.

Zo is dan de wet onze leermeester geweest” Paulus trekt hier een conclusie uit Galaten 3:19–23. De wet is als die leermeester: streng, corrigerend en bestraffend. Tegelijk was zo’n meester altijd tijdelijk aangesteld. Zodra het kind volwassen werd, verloor hij zijn functie. Zo laat Paulus zien dat de wet maar voor een bepaalde periode gold.

Tot Christus.” De wet wees vooruit naar Jezus Christus. Zoals een leermeester een kind streng onder toezicht hield om het voor te bereiden op volwassenheid, zo laat de wet zien dat er in haarzelf geen genade en verlossing te vinden is. De wet maakt duidelijk dat de mens gevangen zit onder de zonde. Juist daardoor klinkt de roep om de Bevrijder: Jezus Christus. De leermeester, de wet, is niet het einddoel, maar is erop gericht mensen tot Christus te brengen.

opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden.” Het uiteindelijke doel van de wet is dat wij beseffen dat de werken van de wet ons niet rechtvaardig maken. We moeten vertrouwen op Gods genade, in geloof. Nu Jezus is gekomen, worden we niet gerechtvaardigd uit de wet, maar door het geloof in Hem.

Maar nu het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder een leermeester. (Galaten 3:25)

Paulus herhaalt hier wat hij in de vorige verzen duidelijk maakte. Doordat Jezus Christus is gekomen, zijn wij niet meer onder de leermeester, de wet. Wij zijn door het geloof onder de genade van God gekomen. Wij zijn gestorven voor de wet, zodat wij niet meer onder de wet leven. We zijn een nieuwe schepping geworden. Onze oude schepping stond onder de macht van de zonde en onder Gods oordeel, maar onze nieuwe schepping is heilig in Christus.

Maar nu het geloof gekomen is”: Paulus spreekt hier, net als in vers 23, over een nieuwe periode in Gods heilsplan. Het gaat om de tijd dat Jezus op aarde kwam en daarna. Vanaf die tijd worden mensen gered doordat zij geloven in de vervulde belofte die God aan Abraham deed: Jezus, het Nageslacht, is een zegen voor alle volken. Het is de tijd waarin ieder die gelooft in het volbrachte werk van Jezus, gered wordt. Voor meer studie hierover raad ik aan de uitleg van vers 23 te bestuderen.

Zijn wij niet meer onder een leermeester.” Wij zijn niet meer onder de leermeester waar vers 24 over spreekt. Voor de betekenis van “leermeester” kun je de uitleg van dit vers bestuderen. Dit is radicaal. Een gelovige laat zich niet leiden door de wet van Mozes, maar door het geloof en door de leiding van de Heilige Geest. Wat de wet van Mozes niet kan, doen het geloof en de Heilige Geest wel: mensen rechtvaardig maken voor God.

Door geloof zijn we bekleed met Christus en erfgenamen (3:26-29)

Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. (Galaten 3:26)

Paulus spreekt de Galaten nu rechtstreeks aan. Zij zijn geen kinderen van God geworden doordat zij zich aan de wet hielden, maar doordat zij in Jezus geloven. Letterlijk staat er niet “kinderen”, maar “zonen”. Dit betekent niet alleen dat wij als kinderen geboren zijn in Gods familie, maar ook dat wij erfgenamen van God zijn en rechten hebben ontvangen. Wanneer wij als kind onder een leermeester staan, waar vers 24 en 25 over spreken, dan hebben wij geen rechten en verschillen wij niet van een slaaf. Maar doordat wij nu zonen zijn, hebben wij rechten ontvangen en zijn we erfgenamen geworden.

Want u bent allen kinderen van God.” De reden dat wij niet meer onder een leermeester zijn, is dat wij kinderen (of zonen) van God zijn geworden. In de oudheid kwam er een moment waarop een kind oud genoeg werd om als zoon door de vader erkend te worden. Op dat moment werd hij erfgenaam en ontving hij een leidende positie in het familiebedrijf. Als kind mocht hij niets en werd hij voortdurend gedisciplineerd. Als zoon was hij vrij en ontving hij autoriteit om bepaalde zaken te doen. Wij staan niet meer als een kind onder een leermeester. Wij zijn vrij en zijn nu zonen van God geworden. Dit verandert onze hele denkwijze en houding.

Dit betekent niet dat je opzettelijk gaat zondigen. Want waarom zou je zondigen, als Jezus je daarvan heeft vrijgemaakt? Het is juist een reden om te leven in de heiligheid die Jezus je gegeven heeft.

Tegelijkertijd laat dit onze relatie met God zien. Wij worden kinderen van God genoemd. Dat betekent dat wij zijn opgenomen in Gods familie. Zoals een vader liefde heeft voor zijn kind, heeft God nog veel meer liefde voor Zijn kinderen. En voor wie geldt dit? Voor allen die in Jezus Christus geloven, zowel Jood als heiden.

Door het geloof in Christus Jezus.” Deze bijzondere relatie is er niet voor iedereen, maar alleen voor wie aan deze voorwaarde voldoet, die verder wordt uitgelegd in vers 27. Alleen door het geloof in Jezus zijn wij kinderen van God geworden. Dit geloof verbindt de gelovige met Christus, waardoor je deel krijgt aan Zijn gerechtigheid en aan het eeuwige leven. We kunnen het ook omkeren: wanneer je niet gelooft in Jezus, dan ben je geen kind van God.

Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. (Galaten 3:27)

Hoe worden wij dan kinderen van God en hoe komen wij in Christus? Dit gebeurt door de wedergeboorte: geloof, bekering, waterdoop en de doop in de Heilige Geest. In deze studie legt Paulus een grote nadruk op de waterdoop. Wanneer je gedoopt bent (niet als baby besprenkeld, maar door volledige onderdompeling op basis van je eigen keuze), was dat het moment dat je in Jezus Christus kwam. De waterdoop is dus niet alleen een ritueel of een mooi getuigenis naar buiten toe. Het doet iets belangrijks. Door de waterdoop komen wij in Christus.

We hebben de gehele wedergeboorte nodig. Zonder geloof doet de waterdoop niets. Toch is de waterdoop een zeer belangrijke stap om in Christus te komen.

Want u allen die in Christus gedoopt bent.” Paulus spreekt weer over iedereen, zowel Jood als heiden. Iedereen moet de waterdoop ondergaan om in Christus te komen en om kinderen van God te worden, waar vers 26 over spreekt.

Wij laten ons dopen in water. Terwijl wij dit doen, doopt God ons tegelijkertijd in Christus Jezus. Wij worden in Jezus’ dood gedoopt, zodat wij onze oude, zondige natuur als dood achterlaten, aan het kruis genageld. Wij worden ook in Jezus’ opstanding en leven gedoopt, zodat wij opstaan in een nieuwe natuur, verbonden met Hem. Na de doop leef je niet meer voor jezelf, maar Jezus leeft in jou. Het is onmogelijk dat iets of iemand deze verbondenheid verbreekt. Zolang je op Christus blijft vertrouwen en in Hem blijft geloven, blijft deze verbondenheid bestaan.

Het woord “gedoopt” betekent “onderdompelen” en “geheel ondergaan”. De gelovige wordt dus volledig omgeven door het water en volledig “omgeven” door Jezus Christus. Elk onderdeel van je leven hoort nu onder de leiding en macht van Jezus te staan.

Hebt zich met Christus bekleed.” We kunnen dit vergelijken met een jas. Je kunt een jas aandoen. Zo heb je “Jezus aangedaan”. Dit betekent dat je vanaf nu Jezus’ gerechtigheid en autoriteit altijd met je meedraagt. In plaats van je oude kleren van zonde en viezigheid, draag je nu kleren van Gods heiligheid en Gods genade.

Wat Paulus hier duidelijk maakt, is dat wij zo verbonden zijn met Jezus, dat wij zelfs “in Jezus Christus” zijn en “Jezus als een jas hebben aangetrokken”. Dichterbij dan dit kunnen wij niet met Jezus leven. Dit hoort ons hele leven te veranderen. Iedereen hoort in onze woorden, daden en ons gedrag te zien dat Jezus in ons woont.

Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. (Galaten 3:28)

Wie of wat je ook bent, maakt niet uit. Iedereen die gelooft, is een kind van God geworden en is door de doop één in Christus geworden. Ben je Jood, dan levert dat geen bonuspunten op vergeleken met een Griek. Je afkomst, beroep of geslacht maakt niet uit. Iedereen die gelooft, is in Christus en is een erfgenaam geworden. Dit betekent niet dat het onderscheid wegvalt. Iemand van Joodse afkomst is nog steeds van geboorte Joods. Iemand die als slaaf tot geloof komt, blijft een slaaf. Iemand die als vrouw tot geloof komt, blijft een vrouw. Onze eenheid ligt hierin: wij zijn in Christus.

Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek.” Onder het oude verbond was er een duidelijke scheiding tussen een Jood en een heiden (Griek). In de tijd van Paulus wilden Joden niet aan tafel gaan met heidenen. Er was een scheiding tussen deze twee bevolkingsgroepen. Maar in Christus zijn de gelovige Jood en de gelovige heiden één.

Daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije.” In de tijd van Paulus waren er slaven en vrijen. Een slaaf had minder rechten dan een vrije en moest zijn heer dienen. In het natuurlijke zou je zeggen dat een vrije een hogere positie heeft dan een slaaf. Maar in Christus is er geen onderscheid. Zowel de slaaf als de vrije zijn één in Christus.

Daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw.” Paulus zegt niet dat er geen biologische verschillen meer bestaan of dat mannen en vrouwen dezelfde rolverdeling hebben in het huwelijk. Toch zijn man en vrouw één in Christus. Beiden zijn erfgenamen van God en mogen wandelen in de nieuwe schepping die God voor hen heeft.

Want allen bent u één in Christus Jezus.” Iedereen die gelooft, is één in Christus Jezus. Samen vormen wij het lichaam van Jezus op aarde. Samen zijn wij één. Dit betekent niet dat iedereen precies dezelfde bediening heeft of we precies op elkaar lijken. We zijn één in verscheidenheid. God heeft iedereen een eigen bediening, genadegave en stijl gegeven om elkaar te dienen. Wat ons verbindt, is Jezus Christus. Doordat we allemaal in Christus zijn, zijn we samen een geestelijke familie geworden. We moeten niemand minder achten omdat hij of zij Jood of Griek, slaaf of vrije, man of vrouw is. We zijn allemaal in Jezus Christus gedoopt, we zijn allemaal erfgenamen, en we dragen samen verantwoordelijkheid om de hele wereld Gods goede nieuws te laten horen.

En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen. (Galaten 3:29)

De reden dat je Abrahams nageslacht bent, heeft niets te maken met het houden van de wet van Mozes. Je bent alleen Abrahams nageslacht als je in Christus bent. In Galaten 3:16 lazen wij dat de belofte gedaan werd aan Abraham en aan zijn Nageslacht, Jezus Christus. Doordat wij in Christus zijn, behoren wij allemaal tot Abrahams nageslacht. Daarom hebben wij recht op de beloften die God aan Abraham toezegde.

En als u van Christus bent.” De belofte die God geeft, geldt voor wie van Christus is, voor wie bij Jezus Christus hoort doordat hij is wedergeboren. Dit laat ook zien dat je leven niet meer van jezelf is. Het is eigendom geworden van Jezus Christus.

dan bent u Abrahams nageslacht.” God beloofde aan Abraham dat in zijn nageslacht alle volken gezegend zouden worden. Dit is vervuld door Jezus Christus. Doordat wij één zijn met Jezus Christus, behoren wij tot Abrahams nageslacht. Dit betekent niet dat Abraham de biologische vader is van gelovige heidenen. Abraham is de geestelijke vader van gelovige heidenen. Je kunt dit zien als een verbondslijn. De beloften die God aan Abraham en zijn nageslacht deed, gelden ook voor jou, want door jouw verbondenheid met Christus rekent God je tot Abrahams nageslacht. Je mag jezelf dus zien als deel van het geestelijke verbondsvolk van God. Je bent door Hem geroepen, gezegend en bedoeld om een zegen te zijn voor anderen.

En overeenkomstig de belofte erfgenamen.” Als erfgenaam ben je wettig deelgenoot van de erfenis die God aan Abraham gaf. Je hebt recht op alles wat God Abraham beloofde. Denk aan:

- Een geestelijk vaderland.

- Je maakt deel uit van een grote geestelijke familie.

- Je ontvangt zegeningen en voorspoed in het leven.

- Daarbovenop heb je de Heilige Geest ontvangen.

Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. (Genesis 12:2)

Abraham nu was oud en op dagen gekomen en de HEERE had Abraham in alles gezegend. (Genesis 24:1)

Wat hield die belofte en zegen van Abraham precies in, die wij door Jezus Christus ook ontvangen? Dat houdt in dat God ons in alles wil zegenen, net zoals Abraham. In elk gebied van jouw leven wil God je zegenen. Dit alles heb je als belofte ontvangen. Je hebt het niet verdiend door de werken van de wet.