Galaten 5
Als er geen wet meer is en niemand nog naar de wet hoeft te luisteren, is er dan niet totale wetteloosheid? Doet dan niet iedereen wat hij wil? Als er totale vrijheid is en er geen enkele regel is waaraan je je moet houden, is iedereen dan niet zondig bezig?
In Galaten 5 geeft Paulus hierop een prachtig antwoord. Het antwoord is: “Nee, je leeft niet onder de wet, maar door de leiding van de Heilige Geest.”
Stel, je gaat in een ander land wonen met andere regels. Wat in je huidige land mag, mag daar niet. Wat in jouw land vreemd of verkeerd wordt gevonden, is daar normaal. Wat wil je liever: duizenden pagina’s uit een wetboek leren in de hoop dat je geen fout maakt, of meelopen met iemand die daar al woont en die uitlegt wat je wel en niet kunt doen? Als je dreigt een fout te maken, corrigeert hij je. En als je iets goeds doet, bemoedigt hij je. Dat werkt toch veel beter dan alleen de wetten bestuderen?
De Heilige Geest is onze Gids. Hij leidt ons in wat goed en wat fout is. Dit doet de Heilige Geest door de Bijbel heen en door relatie. Wij zijn in Jezus Christus vrijgemaakt, en door Jezus en de Heilige Geest hebben wij van binnen het verlangen om het juiste te doen. In plaats van de wet voortdurend te lezen en te bestuderen, is het beter en effectiever om naar de Heilige Geest te luisteren. Want als je doet wat de Geest zegt en je een relatie met God hebt, zul je zien dat zonden en verkeerde verlangens van je afvallen. Niet doordat je je best doet om de wet te handhaven, maar door relatie.
Sta in de vrijheid, niet onder de wet (5:1-12)
Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft, en laat u niet weer met een juk van slavernij belasten. (Galaten 5:1)
Paulus trekt in dit vers de conclusie van het voorbeeld dat hij gaf in Galaten 4:21-31. Omdat wij kinderen van de belofte zijn en kinderen van de vrije vrouw, is het belangrijk dat wij in deze vrijheid blijven staan. We keren niet terug naar een leven waarin we van alles moeten doen of presteren om Gods vrijheid en redding te verdienen. We blijven staan in de zekerheid dat de genade van Jezus Christus genoeg is. Dat bevestigen we door geloof. Paulus maakt in de rest van dit hoofdstuk duidelijk dat dit niet betekent dat we zondig gaan leven. Integendeel, we zullen juist heiliger leven doordat de Heilige Geest ons nu leidt.
“Sta dan vast in de vrijheid.” Het is belangrijk dat je standvastig blijft in de vrijheid die Jezus geeft. Er zijn mensen die je uit deze vrijheid willen halen. Bij de Galaten ging het om valse leraren. Zij wilden de gelovigen terugbrengen onder de wet van Mozes. Dan zouden zij weer als slaven aan allerlei eisen moeten voldoen om God te behagen en hun redding te behouden. Daarom is het nodig om stevig te staan en een goed fundament te hebben, zodat je staande blijft.
Met “de vrijheid” bedoelt Paulus de vrijheid die Jezus Christus geeft. Dit is niet de vrijheid om te zondigen. Het is de vrijheid om los te breken van de macht van de zonde en van wettisch denken. Het is leven zoals God het voor jou bedoeld heeft: een geheiligd leven.
“Waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft.” Niemand ontvangt die vrijheid vanzelf. Alleen wie Jezus heeft vrijgemaakt, ontvangt deze vrijheid. Jezus heeft de prijs ervoor betaald aan het kruis van Golgotha. Hij geeft deze vrijheid aan ieder die in Hem gelooft. Het is iets wat Jezus heeft gedaan, uit genade. Daarom hebben wij dit niet verdiend, maar hebben wij die ontvangen.
“En laat u niet weer met een juk van slavernij belasten.” De Galaten, vooral de Joodse gelovigen, leefden vroeger onder de wet van Mozes. Als slaven dienden zij de wet om Gods gunst te verdienen. Maar zij zijn daarvan vrijgemaakt. Als zij de vrijheid van Christus verlaten en terugkeren naar de wet, worden zij opnieuw slaven. Het gevolg is dat hun vreugde wordt ontnomen. Hun leven met God gaat weer draaien om regels in plaats van om relatie. In plaats van vrije zonen en dochters worden zij weer slaven.
Zie, ik, Paulus, zeg u dat, als u zich laat besnijden, Christus u van geen nut zal zijn. (Galaten 5:2)
Paulus zegt dat wie de besnijdenis aan het geloof toevoegt en leert dat alleen wie zich laat besnijden rechtvaardig is, Christus voor zich van geen nut maakt. Hij spreekt hier niet over een medische ingreep, niet over jongentjes die als baby al besneden zijn, en ook niet over andere redenen voor besnijdenis. Het gaat om mensen die denken dat zij besneden moeten zijn om rechtvaardig te worden of te blijven. Als je dat doet, voeg je iets toe aan het geloof en aan Gods genade. Het gevolg is dat Jezus je niet meer van nut zal zijn. Dat betekent dat je buiten de genade van Christus terechtkomt. Wie zo blijft denken, verbreekt de band met Hem en verliest het eeuwige leven, omdat redding alleen door geloof in Christus mogelijk is.
“Zie, ik, Paulus, zeg u dat,” Paulus maakt duidelijk dat hij dit zelf zegt. Het is niet bedacht door een leerling, maar het komt van de apostel zelf. Op deze uitspraak rust apostolisch gezag. Het is dus zeker waar en Paulus neemt een helder standpunt in. Hij zegt als het ware: “ik ga iets heftigs zeggen, maar weet dit: ik meen het oprecht, het is de waarheid en geen vergissing.”
“Als u zich laat besnijden”. Besnijdenis is dat de voorhuid van de man wordt weggenomen. Elke Joodse man moest besneden worden om in het verbond met God te komen. In de tijd van Mozes werd dat verbond een verbond van werken van de wet, met nadruk op eigen prestatie. De besnijdenis was daar een belangrijk onderdeel van.
“Christus u van geen nut zal zijn.” Wanneer je je laat besnijden en daarmee zegt: ik moet iets doen om gered te worden of te blijven, dan probeer je God weer te bereiken en rechtvaardig te worden door je eigen werken. Ook al lijkt dit een kleine stap of een klein compromis met de dwaalleraren die dit onderwijzen, de gevolgen zijn groot. Dat Christus niet meer van nut is, betekent dat je het werk van Jezus Christus voor je eigen leven uitschakelt. Je staat dan niet meer in Zijn vrijheid en je vertrouwt niet meer volledig op Zijn werk.
Als iemand zich heeft laten besnijden met de gedachte daardoor rechtvaardig voor God te worden, is het belangrijk dit aan God te belijden en je van deze denkwijze te bekeren. Je kunt de besnijdenis niet terugdraaien, maar je gedachten wel. Zie je rechtvaardigheid niet langer (deels) als gevolg van de besnijdenis, maar alleen door geloof en genade.
En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te onderhouden. (Galaten 5:3)
Bij de wet van Mozes kun je niet kiezen wat je wel of niet onderhoudt. Je kunt niet zeggen: de besnijdenis doe ik wel, maar de rest van de wet niet. Als je voor de wet kiest, moet je de hele wet onderhouden om rechtvaardig te worden. Overtreed je de wet ook maar één keer, dan verklaart de wet je schuldig. Rechtvaardiging is dan niet via de wet te verkrijgen, maar alleen door geloof in Jezus Christus. Want God verzoent alleen door het geloof in Jezus Christus. Er zijn dus twee wegen: of je probeert je rechtvaardigheid te verdienen door de wet van Mozes (en daarin zul je zeker falen), of je ontvangt rechtvaardigheid door geloof in Jezus Christus. Die twee kun je niet vermengen.
“En nogmaals betuig ik.” Paulus herhaalt wat hij in het vorige vers zei. Dit is zo belangrijk dat hij wil dat het duidelijk doordringt.
“Aan ieder mens die zich laat besnijden”. Paulus spreekt nu de Galaten aan die denken dat zij besneden moeten worden om rechtvaardig te worden of te blijven. Dit gaat dus niet over medische ingrepen.
“Dat hij verplicht is”. Als je A zegt, moet je ook B doen. Je kunt niet zelf bepalen hoever je de wet onderhoudt. Begin je met de besnijdenis, dan ben je verplicht de rest te onderhouden. Het is geen keuze meer; het is een verplichting. Je bent nu een schuldenaar van de wet geworden, oftewel: je moet alles uitvoeren.
“De hele wet te onderhouden.” Paulus is helder: je moet dan alles onderhouden. Niet alleen de morele wetten of de wetten die jij goed vindt, maar ook de reinigingswetten, de ceremoniële wetten en de burgerlijke wetten. Alles. Opvallend is dat dit vandaag niet eens meer mogelijk is, omdat er geen tempel in Jeruzalem is om de ceremoniële voorschriften en feestdagen te houden.
Of je ontvangt je redding door het geloof, of door de hele wet te onderhouden. En omdat iedereen gezondigd heeft, blijft er één weg over: uit geloof.
U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen. (Galaten 5:4)
Degenen die door de wet gerechtvaardigd willen worden zijn van Christus losgeraakt. Denk aan mensen die zich laten besnijden, zich aan reinigingswetten houden en allerlei verplichtingen toevoegen aan het geloof en de genade van Jezus. Het gevolg is dat zij niet meer in het verbond van genade leven, maar terugkeren naar een verbond van werken. Zij proberen weer uit eigen kracht rechtvaardig te worden. Zo kan Jezus niet werken. Hij geeft rechtvaardigheid uit genade, niet op basis van prestatie. Daarom zijn zij van Christus losgeraakt. Niet omdat Jezus hen heeft verlaten, maar omdat zij zelf bij Hem, en van Zijn kracht om te rechtvaardigen, vandaan zijn gelopen.
“U bent van Christus losgeraakt,” Het woord “losgeraakt” betekent: “krachteloos gemaakt”, “buiten werking gesteld” of “nutteloos gemaakt”. Het betekent niet dat deze mensen Jezus Zelf, als Persoon, nutteloos hebben gemaakt. Het betekent dat zij Jezus in hun eigen leven buitensluiten, waardoor Hij hun geen nut meer kan zijn. Jezus werkt op basis van geloof en genade. Als je daarvan afwijkt, kan Hij niets meer voor je doen. Je loopt dan bij Hem weg.
“U die door de wet gerechtvaardigd wilt worden.” Wie zijn van Christus losgeraakt? Dat zijn zij die door de wet gerechtvaardigd willen worden. Zij denken dat ze iets moeten toevoegen aan hun geloof. Dat moet niet. Je wordt gered op basis van geloof en genade.
“En daarmee bent u uit de genade gevallen.” Als je werkt voor je redding, stap je uit het gebied van geloof en genade. Je gaat dan zelf naar een ander geestelijk gebied: het gebied van verdienen. In dat gebied werkt Jezus niet; Zijn genade heeft dan geen uitwerking op je. Alleen als je je bekeert en terugkeert naar geloof en genade, kan Jezus Zijn kracht weer voor je werken.
De besnijdenis en de werken van de wet zijn dus niet “een beetje genade en een beetje zelf werken”. Het is een totaal ander gebied.
Want wij verwachten door de Geest, uit het geloof, de hoop van de gerechtigheid. (Galaten 5:5)
Paulus zegt in de vorige verzen hoe wij onze rechtvaardigheid niet ontvangen: niet door de werken van de wet. In dit vers zegt hij hoe wij die wel ontvangen: door het geloof. Wij verwachten dat wij, wanneer wij Jezus van aangezicht tot aangezicht zien, vrijgesproken worden door het werk van Jezus en zijn genade. De Heilige Geest legt deze verwachting en hoop in ons binnenste.
“Want wij verwachten”. Wij verwachten niet rechtvaardig te worden door de wet, maar uit het geloof. Met “verwachten” wordt bedoeld dat we vurig en vol verlangen uitzien naar het moment dat alles volmaakt zal zijn. Bij de wedergeboorte is onze geest al rechtvaardig gemaakt. In ons leven op aarde mag die rechtvaardigheid doorwerken in lichaam en ziel. Maar lichaam en ziel zijn bij de wedergeboorte nog niet volmaakt rechtvaardig. Zonde is nog mogelijk. God heeft ons verlost van de macht van de zonde, maar gelovigen kunnen nog steeds zondigen. Er komt echter een moment dat niet alleen onze geest volmaakt rechtvaardig is, maar ook ons lichaam en onze ziel. Dat is wanneer we Jezus van aangezicht tot aangezicht zullen zien. We zien vol verlangen uit naar dat moment, wanneer alles volmaakt is en ook onze daden altijd geheel juist en rechtvaardig zijn.
“Door de Geest”. Dit verlangen komt niet uit onze eigen gedachten of motieven. De Heilige Geest heeft het in ons hart gelegd. Ook vandaag zien we dit gebeuren. De Geest doet een heiligend werk in ons: Hij geeft ons het verlangen om rechtvaardig te leven in plaats van te zondigen. Hij spreekt tot ons hart en wekt het verlangen om heilig te zijn. Tegelijk legt de Geest ook verwachting in ons, zodat we uitzien naar het moment dat we volmaakt rechtvaardig zijn in ons denken en doen.
“Uit het geloof”. Nu spreekt Paulus over de bron van onze rechtvaardigheid. We worden niet rechtvaardig doordat we ons aan regels en wetten houden. De enige reden dat we rechtvaardig zijn, is het geloof. Door het geloof verklaart God ons rechtvaardig.
“De hoop van de gerechtigheid.” Dit gaat over de toekomstige hoop. In de Bijbel is hoop geen onzeker “misschien”. Als de Bijbel over hoop spreekt, gaat het om een toekomstige gebeurtenis die zeker zal plaatsvinden, al weten we niet precies wanneer.
Wie wedergeboren is, is door Jezus al rechtvaardig verklaard. Hier gaat het om het toekomstige moment waarop ook ons lichaam en onze ziel volmaakt zullen zijn. Dan is zondigen niet meer mogelijk.
In Christus Jezus heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar het geloof, dat door de liefde werkzaam is. (Galaten 5:6)
Het maakt niet uit of je besneden bent of niet. Dit geeft geen kracht of voordeel bij God. In Galaten 5:3 spreekt Paulus over mensen die zich willen laten besnijden omdat zij denken daardoor rechtvaardig te worden of te blijven. Dat is verkeerd. Maar of je al besneden was of niet toen je tot wedergeboorte kwam, het maakt voor God niets uit. Er is geen kracht in besneden of onbesneden zijn. Er is alleen kracht in het geloof; dat geloof is werkzaam door de liefde. Daarmee maakt Paulus duidelijk: geloof dat niet werkzaam is en niet liefheeft, klopt niet. Echt geloof is werkzaam en behandelt anderen met liefde.
“In Christus Jezus”. Wanneer je wedergeboren bent, ben je in Christus Jezus. Je bent één met Hem, je behoort Hem toe, en je mag delen in zijn heiligheid en autoriteit. De rest van dit vers laat zien wat de bron is van deze kracht: niet regels, maar geloof.
“Heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn.” Voor God maakt het niet uit of een man wel of niet besneden is. Dit geeft geen kracht en maakt niemand rechtvaardiger. Bij God is dit geen verplichting of eis.
“maar het geloof”. Wat wel kracht heeft en waardoor wij in Christus Jezus zijn, is het geloof. Dat telt bij God. Door geloof zijn alle dingen mogelijk. Naast wedergeboorte is het door geloof bijvoorbeeld mogelijk om genezing te ontvangen, bevrijd te worden van demonische machten en herstel te ontvangen. Bovendien behaagt geloof God. God reageert op geloof, en mensen worden rechtvaardig door geloof.
“Dat door de liefde werkzaam is.” Echt geloof brengt vrucht voort. Het is werkzaam en niet dood. Het gebod van het Nieuwe Testament is liefde: God liefhebben en je naaste liefhebben. De Heilige Geest en geloof bewerken dit in ons. Mensen zien ons geloof aan de vrucht in ons leven.
U liep zo goed; wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven gehoorzamen? (Galaten 5:7)
Paulus gebruikt hier het beeld van een hardloopwedstrijd. De Galaten begonnen goed: zij liepen in de waarheid van God. Maar het is alsof er een hindernis op hun renbaan is gelegd of dat iemand hen heeft afgesneden op de baan, waardoor zij niet verdergaan. Paulus vraagt: wie heeft jullie tegengehouden, zodat jullie niet doorlopen naar de finish? Belangrijk is dat we de loop van het geloof niet alleen beginnen, maar ook goed eindigen.
“U liep zo goed”. God bracht hen tot geloof door Paulus’ prediking. In de eerste periode zag hij dat het goed met hen ging. Zij vertrouwden op Jezus, hadden de Heilige Geest ontvangen, hielden ondanks lijden vast aan het evangelie, en er gebeurden tekenen en krachten in de gemeente. Dit staat ook in Galaten 3:1-5.
“Wie heeft u verhinderd”. Paulus vraagt wie het voor elkaar kreeg hen tegen te houden om zo te blijven wandelen. Het antwoord kende hij: er waren valse broeders binnengeslopen. Door deze vraag te stellen zet hij de Galaten aan het denken.
“De waarheid te blijven gehoorzamen?” Met “de waarheid” bedoelt Paulus vooral dat wij gerechtvaardigd worden door het geloof in de genade van Jezus Christus. De Galaten weken daarvan af en wilden hun rechtvaardigheid (deels) verdienen door de werken van de wet. Daarmee waren zij niet langer trouw aan de waarheid van het evangelie: zij voegden er iets aan toe.
Met “gehoorzamen” bedoelt Paulus: gehoor geven aan het evangelie, het vertrouwen, leven door de kracht die het evangelie geeft, en er niets aan toevoegen.
Deze overreding is niet afkomstig van Hem Die u roept. (Galaten 5:8)
Paulus zegt hiermee dat het idee van de Galaten om de wet van Mozes als eis voor rechtvaardiging toe te voegen, niet van God komt. God heeft dit niet bevolen of bedacht. Dit idee heeft een andere bron.
“Deze overreding”. Met overreding wordt de overtuigingskracht bedoeld. Wie heeft het voor elkaar gekregen hen in een dwaalleer te laten geloven? Wie heeft hen overtuigd en druk op hen uitgeoefend om iets anders te geloven?
“is niet afkomstig van Hem”. Deze overreding komt niet van God. Het was niet Gods idee dat de Galaten dit zouden geloven.
“Die u roept.” God heeft hen geroepen tot het evangelie. Daarnaast overtuigt de Heilige Geest ons voortdurend dat wij kinderen van God zijn en niet slaven. De Geest doet dat niet alleen toen wij tot geloof kwamen maar ook vandaag. Deze leer komt dus niet van God, Die ons in ons binnenste tot genade en vrijheid roept. Deze leer past niet bij Hem.
Een beetje zuurdeeg doorzuurt het hele deeg. (Galaten 5:9)
Paulus vergelijkt de verkeerde leer over de besnijdenis en het terugkeren naar de wet met zuurdeeg. Voeg je een klein beetje gist of zuurdeeg toe aan deeg, dan gaat het meteen rijzen. Het tast het hele brood aan: alles reageert en verandert. Zo werkt ook een dwaalleer in de gemeente. Al lijkt de dwaling voor sommigen klein, toch waarschuwt Paulus: zoals zuurdeeg het hele deeg doorzuurt, zo zal deze dwaalleer de hele gemeente beïnvloeden.
“Een beetje zuurdeeg”. In de Bijbel staat zuurdeeg voor iets dat alles beïnvloedt en verandert. Denk aan zonde, valse leer, huichelarij of een politieke geest. Het begint klein: een meningsverschil of een kleine aanpassing van het evangelie of het geloofsleven. Als je er niet tegen ingaat, groeit het uit tot iets groots, met veel gevolgen. Hier gaat het om een dwaalleer die alle gemeenten in Galatië negatief zal beïnvloeden als men er niet mee breekt.
“Doorzuurt het hele deeg”. Wat doet zuurdeeg of gist? Het doorzuurt het hele deeg. Zo ontstaat brood: het gist zorgt dat alles uitzet. Ook al zit er maar een beetje gist in het brood, de gevolgen zijn zichtbaar. Zo is het ook met de valse leer dat je de wet moet onderhouden om rechtvaardig te worden. Het begint misschien klein met één stap, zoals de besnijdenis. Uiteindelijk tast het de gemeenten aan en heeft het grote gevolgen.
Ik vertrouw van u in de Heere dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is. (Galaten 5:10)
Paulus spreekt zijn hoop en vertrouwen uit dat de Galaten het met hem eens zullen zijn. Als ze al geen bedenkingen hadden bij deze dwaalleer, dan zullen ze door deze duidelijke brief nu anders denken. Daarnaast maakt Paulus duidelijk: het blijft niet zonder gevolgen als iemand een dwaalleer verkondigt en mensen in verwarring brengt. Hij zal zeker Gods oordeel dragen. Zoals Jezus zegt:
Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was. (Mattheüs 18:6)
“Ik vertrouw van u in de Heere.” Het vertrouwen dat Paulus in de Galaten heeft, is niet gebaseerd op zijn eigen kracht of werk. Hij vertrouwt erop dat God hen Zelf van de waarheid zal overtuigen. Paulus gelooft dat God hen zal beschermen tegen deze dwaalleer en, zo nodig, zal terugbrengen tot het geloof en de genade.
“Dat u niet anders gezind zult zijn”. Hij verwacht dat zij niet anders gaan denken en het evangelie van Jezus Christus en Zijn genade blijven geloven. Dat zij hetzelfde denken over het evangelie en de weg tot redding als Paulus hun geleerd heeft.
“Maar hij die u in verwarring brengt”. Hier doelt Paulus op degenen die de Galaten in de war brengen: valse broeders en leraren die leren dat je de wet van Mozes moet onderhouden om rechtvaardig te worden of te blijven.
“Zal het oordeel dragen, wie hij ook is.” Het maakt niet uit wie het is en hoe invloedrijk of machtig hij is; God heeft geen aanzien des persoons. Wie dit doet, zal zeker Gods oordeel dragen. Dat kan soms al op aarde zichtbaar worden, omdat zij bijvoorbeeld onder Gods vloek en toorn staan. Volledig zal het blijken wanneer God in de toekomst recht zal spreken. Dit laat zien hoe ernstig God het vindt als mensen anderen een dwaalleer laten geloven.
Maar ik, broeders, als ik nog de besnijdenis verkondig, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het struikelblok van het kruis tenietgedaan. (Galaten 5:11)
Blijkbaar werd gezegd dat ook Paulus de besnijdenis predikte. Paulus schrijft dat dit onzin is. Als hij de besnijdenis zou prediken, zou hij toch niet meer vervolgd worden? Joden hadden er namelijk grote moeite mee dat tegen andere Joden en voormalige heidenen die het Joodse geloof aannamen, werd gezegd dat de wet van Mozes niet rechtvaardigt, maar alleen het geloof. Zij wilden dat dit stopte en daarom vervolgden zij Paulus, die dit evangelie verkondigde. Maar, zegt Paulus, als ik werkelijk zou zeggen dat mensen zich moeten laten besnijden, dan zouden de Joden toch niet meer boos op mij zijn? Dan zouden zij mij toch niet meer vervolgen? De reden dat zij boos zijn, is dat Paulus zegt dat het kruis van Jezus en het geloof genoeg zijn, en dat er niets aan toegevoegd moet worden.
“Maar ik, broeders”. Dit is een warme opening. Paulus spreekt de Galaten nog steeds aan als broeders en zusters. Dit laat zijn band met hen zien. Hij spreekt mensen aan van wie hij houdt.
“als ik nog de besnijdenis verkondig”. Paulus stelt een vraag: stel dat ik dit doe. Dit is wat zijn tegenstanders beweren, maar het is een grote leugen. Stel dat ik leer dat mannen besneden moeten worden en zo de wet van Mozes als voorwaarde voor redding stel, wat zou er dan gebeuren?
“waarom word ik dan nog vervolgd?” Als ik dat zou doen, werd ik toch niet meer vervolgd? Wettische Joden en groepen zouden er geen probleem mee hebben, want dan zou Paulus zeggen wat zij zeggen: je bent rechtvaardig als je de wet van Mozes onderhoudt. Maar het tegendeel is waar: juist daarom vervolgen zij hem. Met vervolging denken we aan laster, bespotting, mishandeling, gevangenschap en steniging, die Paulus heeft meegemaakt.
“Dan is immers het struikelblok van het kruis tenietgedaan.” Paulus legt uit waarom hij vervolgd wordt. Het kruis van Jezus is het struikelblok voor deze dwaalleraren. Met “struikelblok” wordt bedoeld dat mensen eraan aanstoot nemen en het niet willen accepteren. Zij geloven niet echt dat aan het kruis de prijs voor onze rechtvaardiging en verzoening is betaald. Zij geloven niet dat het genoeg is om in Jezus te geloven en in Zijn werk aan het kruis.
Het kruis is namelijk krachtig. Het betekent dat:
1) Niemand zichzelf redt door eigen prestaties, maar alleen door geloof in het kruis.
2) Jood en heiden één zijn geworden; het kruis neemt het onderscheid weg. We zijn één geestelijke familie.
3) Het een gekruisigde Messias verkondigt. Voor velen was dit onbegrijpelijk en aanstootgevend. Zij verwachtten een Messias die de Romeinen zou verdrijven en als Koning over het land zou heersen.
Lieten zij die u opruien, zich maar afsnijden! (Galaten 5:12)
Paulus reageert hier fel op de dwaalleraren die de besnijdenis als voorwaarde stellen om bij God te horen. Met felle ironie zegt hij: als zij zo graag “afsnijden”, laat hen dan niet alleen de voorhuid afsnijden, maar zichzelf geheel laten castreren. Met andere woorden: als zij zo ver willen gaan, laat hun geslachtsdeel dan maar helemaal “afgesneden” worden.
Hoewel Paulus vooral het castreren bedoelt, kun je dit geestelijk ook zo uitleggen: Paulus verlangt dat deze valse leer geen nieuw zaad meer voortbrengt. Dus: geen nieuwe volgelingen of “kinderen” die dezelfde wettische ideeën verspreiden. Hij wil dat hun invloed bij henzelf stopt, zodat de gemeente van Christus vrij blijft van elke leer die tegen de genade ingaat.
“Lieten zij die u opruien”. Dit gaat over mensen die de gemeenten van Galatië in dwaling willen brengen. Met “opruien” bedoelt Paulus dat zij voor onrust zorgen en proberen iedereen in verwarring te brengen. Zij verstoren de gedachten van de Galaten, zodat zij op andere ideeën worden gebracht.
“Zich maar afsnijden!” Paulus kan hiermee drie dingen bedoelen:
1) Lichamelijk (ironisch en wat Paulus vooral bedoelt): laat degenen die zo op de besnijdenis aandringen zichzelf maar helemaal castreren.
2) Geestelijk: laat er geen geestelijk nageslacht van hun leer komen.
3) Gemeentelijk: laat zij, als zij zich niet bekeren, van de gemeente worden afgesneden.
Maak geen misbruik van je vrijheid (5:13-21)
Want u bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde. (Galaten 5:13)
Nu gaat Paulus in op wat vrijheid echt betekent. Het is goed dat de Galaten geen slaven van de wet zijn. Maar er is ook het gevaar van een verkeerde definitie van vrijheid. Paulus maakt in deze verzen duidelijk dat vrijheid niet betekent dat je maar kunt zondigen en het vlees kunt volgen. Vrijheid uit zich door elkaar te dienen in liefde.
“Want u bent tot vrijheid geroepen”. Paulus zegt dat God hen niet heeft geroepen om zich aan de wet van Mozes te onderwerpen of allerlei rituelen en tradities te gehoorzamen. Zij zijn geroepen tot vrijheid.
Het was God Zelf die de Galaten riep. Hij riep hen uit wettisch denken of afgoderij en plaatste hen in Zijn vrijheid toen zij tot geloof kwamen.
“Broeders.” Opnieuw spreekt Paulus de gemeente persoonlijk aan als broeders en zusters. Ook dit hoort bij vrijheid: wij zijn aan elkaar gegeven als familie. We behoren elkaar lief te hebben en voor elkaar te zorgen.
“Alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees.” Gebruik vrijheid niet als excuus om het vlees te volgen. Het vlees is een beeld van onze zondige natuur. Vrijheid is dus geen toestemming om te zondigen; vrijheid dient een ander doel.
“Maar dien elkaar door de liefde.” Waarvoor is de vrijheid dan wel? Om elkaar te dienen door liefde. Zet je vrijheid positief in. Leef hier op aarde om tot zegen te zijn voor anderen.
Het is opvallend hoe Paulus vrijheid koppelt aan dienen. Doordat je vrij bent, kun je de ander dienen. Niet uit dwang, maar uit liefde. In de vrijheid die je van God hebt ontvangen, kies je ervoor om anderen liefdevol te helpen.
Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. (Galaten 5:14)
Paulus geeft hier een samenvatting van de wet van Mozes. Alle geboden komen samen in dit ene gebod: heb je naaste lief als jezelf. Wie dit doet, vervult de wet. De wet heeft als doel om ervoor te zorgen dat we elkaar in liefde goed behandelen en elkaar geen kwaad doen.
“Want de hele wet.” Paulus legt uit waarom we elkaar in liefde moeten dienen. Wie in liefde wandelt, vervult de wet. Met de wet bedoelt hij niet alleen losse geboden, maar Gods bedoeling achter de wet: dat wij elkaar in liefde behandelen.
"Wordt in één woord vervuld, namelijk hierin.” Vervuld betekent: het doel is bereikt. Wie in liefde wandelt, bereikt het doel van de wet. Onze vrijheid in Christus maakt ons dus niet wetteloos of egoïstisch. Juist in die vrijheid dienen we elkaar in liefde en zo vervullen we de wet.
“U zult uw naaste liefhebben als uzelf.” Paulus verwijst naar Leviticus.
(…) U moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE. (Leviticus 19:18)
Wie dit gebod bewaart, vervult de wet van Mozes. Wie in liefde wandelt, wil niet stelen, niet bedriegen en niet begeren. Liefhebben is bewust het goede zoeken voor de ander, in woorden en daden.
Met “je naaste” doelt Paulus eerst op de eigen gemeente. Daar woedt nu een felle strijd. Als zij elkaar liefhebben, zullen zij elkaar dienen in plaats van vechten. Maar “naaste” gaat ook over iedereen. We horen ieder mens lief te hebben en te dienen, zoals Jezus laat zien in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.
Hoe lief moet je de ander hebben? Net zo lief als jezelf. Je doet jezelf geen pijn of kwaad aan. Behandel de ander dan ook niet zo. Heb elkaar lief zoals je jezelf liefhebt.
Maar als u elkaar bijt en verslindt, pas dan op dat u niet door elkaar verteerd wordt. (Galaten 5:15)
In plaats van elkaar lief te hebben, gebeurt er iets anders in de gemeenten van Galatië. Als wilde beesten bijten en verslinden zij elkaar, en zo worden zij door elkaar verteerd. Met andere woorden: ze “eten” elkaar op. Het is treffend hoe Paulus dit zegt met beelden uit de dierenwereld. Dit hoort toch niet in de kerk te gebeuren?
Dit is beeldspraak. Het wijst op liefdeloze discussies, elkaar kleineren en roddelen. In plaats van een goede kudde schapen die trouw de Herder volgt, gedragen zij zich als wilde dieren die elkaar niets gunnen en elkaar geestelijk proberen te doden of monddood te maken.
“Maar als u elkaar bijt en verslindt.” Met andere woorden: als jullie niet in liefde wandelen, maar elkaar bijten en verslinden. Wie niet in liefde wandelt, glijdt af naar ruzie en afbraak. Let erop dat zij dit bij elkaar doen. Beide kampen in de gemeenten dragen verantwoordelijkheid voor dit gedrag.
Met bijten kun je denken aan scherpe woorden: harde kritiek, roddel, of iemand publiekelijk kleineren en verwonden.
Verslinden is nog erger dan bijten. Dan ga je door tot er niets van de ander overblijft. Dit laat zien dat het niet om één incident gaat, maar dat ze ermee doorgaan.
“pas dan op dat u niet door elkaar verteerd wordt.” Hier waarschuwt Paulus hen. Als je hiermee doorgaat, blijft er niets van jullie over. Jullie hebben elkaar dan verteerd. Er is geen winnaar, want iedereen is getroffen. Paulus roept hen op om nu te stoppen, anders heeft het grote gevolgen.
Wat wordt er dan verteerd? Bijvoorbeeld de vreugde in Jezus Christus. Ook de eenheid van de gemeente brokkelt af. Het getuigenis naar buiten verzwakt, omdat iedereen hoort hoe het eraan toegaat in de gemeente. En je houdt je dan niet aan het gebod van de liefde.
Maar ik zeg: Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees niet volbrengen. (Galaten 5:16)
Paulus geeft hier een duidelijke, praktische sleutel om in liefde en heiligheid te leven, en niet naar de zondige natuur van het vlees. Dit doe je door te wandelen door de Geest. Dat betekent: je hele leven laten leiden door de Heilige Geest. Hij bepaalt je richting en keuzes. Hij geeft je kracht om het zondige vlees tegen te gaan. Alleen door de Heilige Geest is het mogelijk om heilig te leven. Wie wandelt door de Geest, zal de zondige begeerten van het vlees niet doen.
“Maar ik zeg.” In het vorige vers wees Paulus op wat er fout ging. Nu laat hij zien hoe ze weer op de goede weg komen.
“Wandel door de Geest.” Wandelen spreekt over ons hele leven met God op aarde. Elke dag opnieuw kies je er bewust voor om te leven onder leiding van de Heilige Geest. Dat zal vrucht dragen in je dagelijks leven. Mensen zullen zien dat je verandert en heiliger leeft wanneer je door de Geest wandelt.
“En u zult zeker.” Paulus is stellig. Er is geen twijfel over mogelijk. Wie door de Geest wandelt, zal de begeerte van het vlees niet volbrengen.
Kun je als Christen dan geen fouten maken? Dat kan wel. Maar wanneer we zondigen, wandelen we op dat moment niet door de Geest. We laten ons dan leiden door zondige verlangens in ons hart.
“De begeerte van het vlees niet volbrengen.” Begeerte is een verlangen dat je wegtrekt van Gods wil. Het begint in het hart en uit zich vervolgens in daden, zoals liegen, roddel of overspel. Deze verlangens komen van het vlees, je zondige natuur. Het vlees wil zonder God leven en is egoïstisch. Dat gaat in tegen de Geest. Het kan niet samengaan. Daarom: wie door de Geest wandelt, volbrengt de zondige verlangens niet.
Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in; en die staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen. (Galaten 5:17)
Paulus beschrijft de strijd die in een gelovige aanwezig is. Er zijn twee kanten:
1. het vlees: de zondige verlangens om tegen Gods wil in te gaan en zonder God keuzes te maken en te leven.
2. de Geest: de Heilige Geest woont in ons en is één met onze wedergeboren geest. Hij werkt met ons samen: Hij deelt Zijn leven en kracht, vormt ons van binnen, leidt onze keuzes en geeft ons het vermogen te doen wat God wil.
Tijdens de wedergeboorte heeft God onze geest volmaakt rechtvaardig en heilig gemaakt. Die is dus perfect. Maar onze ziel en ons lichaam zijn nog niet perfect. Deze zondige verlangens zitten dus in onze ziel en lichaam.
Wat kies jij? Voor het vlees of voor de Geest? Je moet kiezen, want beiden kunnen niet tegelijk de leiding hebben. Ze gaan tegen elkaar in. Als je luistert naar de Geest, verzet je zondige natuur zich. Als je luistert naar je zondige natuur, heeft de Heilige Geest op dat moment niet de leiding in je leven.
Dit vers is geen excuus om te zeggen: “Ik kan er niets aan doen dat ik naar de zondige natuur luister, dus ik zondig maar.” Nee, dit vers laat zien wat er in ons gebeurt. In deze verzen roept Paulus ons juist op niet naar het vlees te luisteren, maar te leven door de Heilige Geest.
“Want het vlees begeert tegen de Geest in.” Hier legt Paulus uit waarom we moeten kiezen om te wandelen door de Geest. Er is een strijd gaande. Niet iedere wedergeboren gelovige wandelt automatisch door de Heilige Geest. Je moet hier elke dag bewust voor kiezen. De zondige natuur heeft verlangens die rechtstreeks ingaan tegen Gods Woord en tegen wat de Heilige Geest wil.
“En de Geest tegen het vlees in;” Andersom geldt dit ook. De verlangens van de Heilige Geest gaan rechtstreeks tegen de zondige natuur in. De Geest wil dat we wandelen in liefde, vrijgevig zijn, onszelf opofferen voor anderen en onze vijanden zegenen. Ons vlees wil dit niet.
De Heilige Geest woont in ons. Daarom heeft iedere wedergeboren gelovige deze goede, heilige verlangens. Onze taak is te luisteren naar deze verlangens, en ze te doen.
“En die staan tegenover elkaar.” Beide “krachten” zijn in de mens aanwezig. De zondige natuur wil zondigen. De Geest wil dat je heilig leeft. Betekent dit dat we altijd onrust van binnen hebben? Absoluut niet. Als je elke dag wandelt door de Geest, zal de invloed van de zondige natuur afnemen. Je zult merken: naarmate de Geest meer invloed heeft in je leven, ben je minder geneigd en minder snel verleid om te zondigen.
“Zodat u niet doet wat u zou willen.” Er botsen twee willen. Of je doet wat de Geest wil, of je doet wat het vlees wil. Als je doet wat de Geest wil, doe je niet wat het vlees wil, en andersom. Wanneer de Galaten bijvoorbeeld in afgunst leven, doen zij niet wat de Heilige Geest en hun wedergeboren geest willen: leven in vrede met elkaar.
Als u echter door de Geest geleid wordt, bent u niet onder de wet. (Galaten 5:18)
Als je leeft onder de leiding van de Heilige Geest, sta je niet meer onder de wet van Mozes. De wet was bedoeld om ons te laten zien wat zonde is en riep onze zondige verlangens op. Daarnaast veroordeelde de wet ons en bracht ons onder de vloek. Maar nu zijn we losgekoppeld van dit systeem. We leven onder de leiding van de Heilige Geest. Hij prikkelt onze zondige verlangens niet. Hij veroordeelt ons niet en brengt ons niet onder de vloek. Nee, de Heilige Geest wil ons juist Gods heiligheid laten zien en ons heiligen. Het werkt precies de andere kant op.
“Als u echter door de Geest geleid wordt”. Het woord “als” geeft een voorwaarde aan. Deze belofte geldt alleen voor wie door de Heilige Geest geleid wordt, niet voor iedereen. De Heilige Geest wil iedereen leiden. Maar Hij kan dat alleen wanneer wij elke dag bewust besluiten ons door Hem te laten leiden. Dat houdt in: luisteren naar de Geest en doen wat Hij zegt, ook als dat ingaat tegen onze zondige verlangens.
“bent u niet onder de wet.” Als je dit doet, heeft dat een gevolg. Laat je je leiden door de Geest, dan sta je niet langer onder de heerschappij van de wet van Mozes. Je staat niet meer onder het oordeel dat de wet geeft, omdat je haar hebt overtreden. Je staat onder de genade. Dat haalt je weg uit een religieuze manier van leven, onder schuld en veroordeling. Het plaatst je in de vrijheid van de Heilige Geest. Het gevolg? Wat eerst mislukte door zondige verlangens, doe je nu door de kracht van de Geest: je wandelt in liefde.
Het is bekend wat de werken van het vlees zijn, namelijk overspel, hoererij, onreinheid, losbandigheid, (Galaten 5:19)
Paulus noemt in de komende verzen voorbeelden van werken van het vlees. Dat zijn dingen waar onze zondige natuur naar verlangt. In dit vers gaat het voornamelijk om zonden op het gebied van seksualiteit: overspel, hoererij, onreinheid en losbandigheid. In de volgende verzen volgen andere voorbeelden.
“Het is bekend.” Paulus stelt dat dit duidelijk behoort te zijn, ook als de westerse cultuur sommige zonden normaal vindt. Paulus maakt hier geen grijs gebied van. Je kunt niet zeggen: een beetje overspel, hoererij of onreinheid is niet erg. Het is altijd fout, hoe klein ook.
“Wat de werken van het vlees zijn, namelijk”. Met werken bedoelt Paulus daden of gedragingen. Het zijn dingen die je doet. Het vlees is de zondige natuur van de mens, die tegen de Heilige Geest en tegen God ingaat. Nu volgt een overzicht van zonden. De categorieën zijn niet scherp afgebakend. Een zonde kan onder meerdere begrippen vallen.
“overspel”. Dit is seksuele omgang met iemand anders dan je eigen partner. Het verbreekt het huwelijksverbond. Zelfs het begeren in het hart van een andere man of vrouw is al overspel volgens het onderwijs van Jezus. Een seksuele relatie met iemand die gescheiden is terwijl de ex-partner nog leeft, is volgens Jezus en Paulus ook een vorm van overspel.
“Hoererij”. Dit komt van het Griekse woord “porneia”; hiervan is ons woord “porno” afgeleid. Het gaat om alle seks buiten het huwelijksverbond tussen één man en één vrouw. Denk aan seks voor het huwelijk, het kijken van pornografie, prostitutie, wisselende bedpartners, seksuele relaties met hetzelfde geslacht, incest of seks met dieren.
“Onreinheid”. Hierbij gaat het zowel om je gedachtenwereld als de woorden en daden die iemand onrein maakt. Denk aan lustfantasieën, vuil taalgebruik en onreine gewoonten.
“Losbandigheid”. Dit zijn schaamteloze, seksuele daden zonder rem. Denk aan seksfeesten, ongepaste of zelfs geen kleding in het openbaar, gezien willen worden terwijl je onrein bezig bent, en anderen aanmoedigen om mee te doen in onreinheid.
Paulus bedoelde niet elke categorie strikt af te bakenen, alsof elke zonde maar in één vakje past. Bij veel seksuele zonden is er overlap. Zo kan het kijken naar porno overspel in het hart zijn, omdat je een ander begeert. Het valt ook onder hoererij en onreinheid, omdat je je gedachten voedt met onreine dingen.
Sommige vertalingen hebben “overspel” toegevoegd aan deze tekst. Andere vertalingen spreken alleen over hoererij, onreinheid en losbandigheid. Maar de conclusie blijft hetzelfde: elke vorm van seks buiten het huwelijk tussen een man en een vrouw is een werk van het vlees.
Afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer, (Galaten 5:20)
Paulus vervolgt de lijst uit vers 19 met andere werken die de zondige natuur wil doen.
“Afgoderij”. Iets of iemand anders krijgt de plek die alleen voor God bestemd is. Denk aan afgoden of iets op de eerste plaats zetten boven God, zoals carrière, geld, sport of familie. Wanneer iets belangrijker wordt dan God, of je iemand anders aanbidt dan God, is er sprake van afgoderij.
“Toverij”. Het gebruikmaken van bovennatuurlijke of manipulerende methoden om controle uit te oefenen over situaties, bepaalde geesten of andere mensen. Denk aan occulte zaken, zoals waarzeggerij, voodoo, New Age, alternatieve geneeskunde, bezweringen of met doden spreken. Dit gaat over elke vorm van het betreden van het bovennatuurlijke zonder God. Het hoeft niet altijd occult te zijn. Toverij is ook een manipulerende geest: ongezonde controle over iemand (“als je dit niet doet, dan heeft dat gevolgen voor onze relatie”), manipulatie in de kerk (“als je niet naar mij luistert, zal God niet meer van je houden”), of misleiden (“Ik heb een woord van de Heere; jij moet dit doen, anders ben je ongehoorzaam.”) Ook schuldgevoel aanpraten en macht gebruiken om anderen te onderwerpen in plaats van te dienen, hoort hierbij.
“Vijandschappen”. Een blijvende houding van vijandigheid of haat richting een persoon of groep. Het is het tegenovergestelde van liefde. Denk aan bitterheid, onvergevingsgezindheid, wij-tegen-zij-denken of innerlijke haat en wrok.
“ruzie”. De neiging om steeds het debat op te zoeken of conflicten te creëren. Het gaat je niet om de waarheid, maar om eigenbelang en het proces van ruzie zelf. Denk aan negatieve reacties plaatsen onder video’s om discussie uit te lokken of om haat te zaaien. Dingen expres zeggen terwijl je weet dat het iemand uitlokt.
“Afgunst”. Pijn of boosheid om de zegeningen, vaardigheden of bezittingen van een ander. Je gunt het de ander niet. Liefde gunt de ander altijd het goede; afgunst niet. Denk aan jaloersheid, vergelijkingsdrang of het ten onrechte bekritiseren van iemand omdat jij wilt hebben wat hij of zij heeft.
“Woede-uitbarstingen”. Explosies van woede, emotionele ontploffingen die erop gericht zijn anderen pijn te doen. Denk aan schreeuwen, dreigen, met dingen gooien of het plaatsen van online haatreacties.
“Egoïsme”. Alleen jijzelf telt. Je werkt jezelf omhoog ten koste van anderen of zonder naar anderen om te zien. Denk aan carrière maken omdat jij jezelf moet bewijzen, anderen schaden zodat jij er beter uitziet of promotie krijgt, je eigen plannen doordrukken zonder naar je gezin of familie te luisteren, en alleen voor jezelf zorgen zonder aan anderen te denken.
“Onenigheid”. Verdeeldheid zaaien of zorgen voor (kerk)scheuringen. Als je het met een kerk oneens bent en daarom vertrekt, is dat op zichzelf geen zonde. Maar wanneer je anderen meetrekt, roddels verspreidt of de kerk in een kwaad daglicht zet, is er sprake van onenigheid.
“Afwijkingen in de leer”. Ketterij of onbijbelse afwijkingen. Het gaat om een stroming of groep die iets anders leert dan wat de Bijbel verkondigt. Denk aan sekten of aan een beweging die een mens als voorbeeld verheft (zoals in de Bijbel: “Wij zijn van Paulus”, “Wij zijn van Apollos”) en beweert dat alleen de eigen stroming het altijd bij het juiste eind heeft en anderen de duivel volgen. Ook predikanten die voortdurend andere bewegingen bekritiseren om zelf volgelingen te krijgen, vallen hieronder. Het zijn afwijkingen: een andere route dan de Bijbel onderwijst.
Jaloersheid, moord, dronkenschap, zwelgpartijen, en dergelijke; waarvan ik u voorzeg, zoals ik ook al eerder gezegd heb, dat wie zulke dingen doen, het Koninkrijk van God niet zullen beërven. (Galaten 5:21)
Paulus rondt nu zijn lijst af en eindigt met: “en dergelijke”. Dat betekent dat je hier nog meer zonden en werken van het vlees kunt plaatsen die hij niet heeft opgesomd.
Paulus spreekt hier over mensen die volharden in het vlees als levensstijl. Paulus spreekt niet over mensen die hier vroeger in wandelden en zich bekeerden, of over mensen die een keer een misstap maken. Het gaat om een levensstijl. Dan zul je het koninkrijk van God niet beërven en zul je het toekomstige leven mislopen. Je leeft dan niet door de Geest van God, maar blijft vasthouden aan je zondige verlangens en begeerten van voor de bekering.
Wanneer je van een zonde af wilt, maar het lukt niet direct, dan ben je nog steeds Gods zoon of dochter. Maar als je zondigt, je weet dat het zonde is en je blijft er bewust in volharden, dan verhardt de zonde je hart. Daardoor verlies je God uit het oog en mis je uiteindelijk Gods Koninkrijk en het eeuwige leven.
“Jaloersheid.” Afgunst gaat vooral over het een ander iets niet gunnen. Jaloersheid wil hebben wat de ander heeft. Je bent dan op jezelf gericht. Het wordt negatief wanneer je je minder goed of minder waardevol gaat voelen in vergelijking met een ander, omdat jij iets niet hebt.
“Moord.” Dit gaat over het beroven van iemands leven. Maar volgens het onderwijs van Jezus is er ook sprake van “moord” wanneer je ten onrechte boos wordt op een broeder of hem uitscheldt.
“dronkenschap.” Mensen die zich bedrinken verliezen de controle door het gebruik van alcohol. Je kunt hierbij ook denken aan drugs of andere middelen waardoor je niet meer helder kunt denken.
“Zwelgpartijen.” Dit gaat over een losbandig drinkfeest of uitgaansleven, bedoeld om te zondigen. Denk aan feesten waar dronkenschap, seks, erotische dansen en vormen van agressief gedrag samenkomen. Of aan mensen die na het drinken luidruchtig en agressief door de straten lopen.
“En dergelijke.” Dit betekent dat Paulus’ opsomming niet compleet is. Er zijn meer werken van het vlees. Denk bijvoorbeeld aan liegen of stelen.
“Waarvan ik u voorzeg, zoals ik ook al eerder gezegd heb.” Wat Paulus nu zegt over de eindbestemming van iemand die de werken van het vlees doet en niet wil wandelen in de Geest, heeft hij al eerder tegen hen gezegd. Het is dus niet nieuw. Daarmee benadrukt hij dat dit belangrijk is om te weten, zodat er geen misverstanden over bestaan.
“Dat wie zulke dingen doen.” Dit gaat over mensen die de werken van het vlees doen. Bedoeld is: wie deze dingen blijvend doet. Het gaat dus niet over mensen die een keer een fout maken, er vroeger in wandelden of zich ervan bekeren, met af en toe een zwak moment. Het gaat om een volhardend leven in de werken van het vlees.
“Het Koninkrijk van God niet zullen beërven.” Deze mensen zullen niet in het toekomstige Koninkrijk van God komen. Zij hebben geen deel aan Gods woonplaats en ontvangen ook niet de erfenis van God.
De vrucht van de Geest en leven naar de Geest (5:22-26)
De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. (Galaten 5:22)
Tegenover de werken van het vlees in Galaten 5:19-21 staat de vrucht van de Geest. Het woord “vrucht” staat in het enkelvoud. Deze vrucht heeft verschillende uitingen. Bij de genadegaven van de Geest staat het woord “gaven” wel in het meervoud. Dat komt omdat de Heilige Geest die afzonderlijk uitdeelt aan wie Hij wil. Bij de vrucht is dat niet zo. De Heilige Geest heeft iedere wedergeboren gelovige de vrucht gegeven, die uit al deze uitingen bestaat. Je kunt dus niet zeggen: “Ik heb de vrucht van liefde ontvangen, maar niet de vrucht van zelfbeheersing.” Het woord “vrucht” laat ook zien dat deze uitingen groeien in het leven van een gelovige. Het begint misschien klein, maar hoort te groeien tot een grote vrucht. Al deze uitingen passen bij een wedergeboren gelovige. Iedereen hoort te wandelen in elke uiting.
“De vrucht van de Geest is echter.” Paulus laat nu de tegenstelling zien. Als wedergeboren gelovige hoor je niet bezig te zijn met de werken van het vlees. De vrucht van de Geest moet groeien. Het is belangrijk om te weten dat deze vrucht van de Heilige Geest is en aan ons gegeven is. De Geest heeft een vrucht in ons leven gezaaid. Als wij er steeds opnieuw voor kiezen om in de Geest te leven en niet in het vlees, groeit de vrucht. Dit is deels onze verantwoordelijkheid en deels een gevolg van een gezonde relatie met God. De vrucht bestaat uit verschillende uitingen.
“Liefde”. Hier gaat het over de agapÄ“-liefde. Dit is dezelfde liefde die God heeft en waardoor God Zijn Zoon naar de wereld heeft gestuurd. Het is een zelfopofferende liefde die zich inzet voor anderen, ook als het jou alles kost. Dit is de definitie van liefde en wat liefde doet:
De liefde is geduldig, zij is vriendelijk, de liefde is niet jaloers, de liefde pronkt niet, zij doet niet gewichtig, zij handelt niet ongepast, zij zoekt niet haar eigen belang, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad, zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt zich over de waarheid, zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. De liefde vergaat nooit. (1 Korinthe 13:4-8)
“Blijdschap”. Dit is een diepe vreugde die van binnenuit komt en niet afhankelijk is van omstandigheden. Blijdschap blijft aanwezig, zelfs als je verdrietige momenten meemaakt. Het is een innerlijk weten dat God goed is en een dankbaarheid in Hem. Blijdschap betekent niet dat je nooit verdriet kunt voelen, maar dat je hoop en blijdschap sterker zijn dan de pijnlijke momenten.
“Vrede”. Vrede is rust en zekerheid in je hart, omdat je weet dat je relatie met God is hersteld. Je leeft ook in vrede met anderen, omdat je het besluit neemt om niet in ruzies te leven, maar altijd te zoeken naar vrede. Het is ook vrede in je gedachten. Je piekert niet, want je hebt een bovennatuurlijk vertrouwen in God in elke omstandigheid.
“Geduld”. Dit betekent dat je “lang van adem” bent en dat het lang duurt voordat je opgeeft of boos wordt. Je reageert niet snel boos of verontwaardigd, maar kunt dingen verdragen zonder je liefde te verliezen. Je bent ook niet ongeduldig. Je geeft niet op wanneer je niet direct een gebedsverhoring ontvangt, maar gaat volhardend door.
“Vriendelijkheid”. Vriendelijkheid is een kracht die gericht is op het goede van de ander. Vriendelijkheid is liefde in actie. Je kunt denken aan bemoedigende woorden of liefdevolle gebaren. Het kan ook betekenen dat je iemand op een vriendelijke en liefdevolle manier terechtwijst bij zonde of verkeerd gedrag. Hoewel vriendelijkheid is gericht op het goede van de ander, kan dat soms “onvriendelijk” klinken. Het gaat namelijk om het motief van binnen. In de Galatenbrief is Paulus bijvoorbeeld erg scherp, maar tegelijk zien we dat hij dit deed als een bezorgde vader die er alles aan doet om de Galaten terug te brengen tot de waarheid. Het klinkt hard, maar Paulus’ motief is vriendelijk en liefdevol.
“Goedheid”. Dit spreekt over morele moed om goed te doen, ook als het moeilijk is. Het gaat om krachtige en rechtvaardige daden. Je komt op voor wat juist is en voor zwakken of hulpbehoevenden. Denk aan wat de barmhartige Samaritaan deed en hoe Jezus de tempel schoonveegde door de geldhandelaren weg te jagen.
“geloof”. Dit betekent dat je weet dat God altijd Zijn beloften nakomt. Tegelijk laat het zien dat jij, net als God, betrouwbaar en trouw bent in je woorden. Ook jij komt je beloften na en mensen kunnen op je rekenen.
“Zachtmoedigheid”. Dit spreekt over “kracht onder controle” of een “mildheid die voortkomt uit innerlijke kracht”. In de oudheid gebruikte men dit woord ook voor een getemd paard. Het gaat dus over iemand die vol kracht is, maar tegelijk goed omgaat met die kracht. Denk aan Jezus, die zachtmoedig was. Hij dreef met kracht demonen uit, maar ging liefdevol om met de mensen die bevrijd werden. Een zachtmoedig mens heeft gezag zonder hard te zijn, spreekt de waarheid zonder trots en vertrouwt op God in plaats van op eigen kracht.
“Zelfbeheersing”. Dit betekent dat je macht hebt over jezelf en je je kunt beheersen. Je leeft onder de leiding van de Geest, niet door je eigen (zondige) verlangens of verleidingen. Je gaat goed om met je gevoelens. Je zegt nee tegen de zonde en ja tegen de heilige dingen van God.
Daartegen richt de wet zich niet. (Galaten 5:23)
Paulus keert in zijn onderwijs terug naar het doel van de wet: je naaste liefhebben als jezelf. Wanneer je wandelt in de vrucht van de Geest, overtreed je de wet niet; je vervult juist de bedoeling van de wet.
“Daartegen richt de wet zich niet.” Wie door de Geest wandelt en leeft in de vrucht van vers 22, gaat niet in tegen het doel van de wet. Je zondigt dan niet tegen God. Er bestaat geen wet of gebod dat een uiting van de vrucht van de Geest verbiedt. Als je de vrucht van de Geest laat groeien en de werken van de zondige natuur doodt, wandel je zoals God het wil.
Dit vers sluit aan bij Galaten 5:18: wie door de Geest geleid wordt, staat niet onder de wet, maar wordt geleid door de Heilige Geest.
Maar wie van Christus zijn, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. (Galaten 5:24)
Een belangrijk kenmerk van het toebehoren aan Christus is dat je de zondige natuur, met al haar verlangens en zonden, hebt gekruisigd. Dat betekent niet dat je na je wedergeboorte in al je handelingen en daden zonder zonde bent. Je kunt nog zondigen. Dit vers spreekt erover dat je elke dag bewust besluit om je zondige natuur gekruisigd en dood te laten, en niet in te gaan op de zondige verleidingen en verlangens van de wereld.
“Maar wie van Christus zijn.” Dit gaat over mensen die bij Jezus Christus horen. Je behoort Hem toe en bent Zijn eigendom. De strijd tegen de zonde komt daarom niet uit je eigen wilskracht, maar uit je identiteit. Omdat je bij Jezus hoort, heb je in je wedergeboren geest Zijn heiligheid en kracht ontvangen om nee te zeggen tegen de zonde.
“hebben het vlees.” Dit gaat over de zondige natuur van de mens: wat tegen God en Zijn geboden in wil gaan.
"met zijn hartstochten en begeerten.” Dit zijn innerlijke emoties, driften en verlangens die voortkomen uit de zondige natuur. Deze driften en verlangens gaan tegen God in en zijn egoïstisch.
“Gekruisigd.” Kruisiging is een langzame en pijnlijke dood. Iemand die gekruisigd wordt, sterft niet meteen. Zo is het ook met onze zondige natuur. De macht van de zondige natuur is gebroken en zij is niet meer de baas over je. Na de wedergeboorte kun je echter nog steeds verlangens en begeerten ervaren, maar die moet je aan het kruis laten hangen en ze niet toelaten in je leven. Paulus zegt dus niet dat de zondige natuur totaal geen invloed meer kan hebben of dat zondigen onmogelijk is. Hij zegt: de zondige natuur is gekruisigd, zij is aan het afsterven als je bij Jezus hoort en haar macht is gebroken. Als je door de Geest wandelt, zal haar invloed steeds kleiner worden.
Het is een bewuste keuze van de gelovige om de zondige natuur aan het kruis gekruisigd te laten en haar er niet af te halen door gehoor te geven aan zondige verlangens.
Als wij door de Geest leven, laten wij dan ook door de Geest wandelen. (Galaten 5:25)
Paulus zegt dat zij door de Geest leven en niet door de zondige natuur van het vlees. Dat betekent: zij zijn wedergeboren en in Christus een nieuwe mens. Hun identiteit is in Hem. Dit is de geestelijke realiteit waarin zij leven. Daarom is het belangrijk dat hun wandelen overeenkomt met de leiding van de Heilige Geest. Je levensstijl, gedrag, keuzes en daden horen in lijn te zijn met God en met de vrucht van de Geest.
“Als wij door de Geest leven.” Dit verwijst naar het nieuwe leven dat je bij de wedergeboorte hebt ontvangen. In Christus ben je een nieuwe schepping en je hebt de Heilige Geest ontvangen.
“Laten wij dan ook door de Geest wandelen.” Dit gaat over je levensstijl. Je bent niet alleen wedergeboren; je mag ook de Heilige Geest gehoorzamen. Laat je daden en gedrag overeenstemmen met de vrucht van de Geest en met het Woord van God.
Met “wandelen” wordt bedoeld dat je voortdurend in de pas loopt met de Heilige Geest. In het Grieks betekent dit ook “in de pas houden” of “gelijk stapritme houden”. Geestelijk gezien loop je in hetzelfde ritme en tempo als de Heilige Geest, en volg je Hem. Je blijft niet achterop, maar je loopt Hem ook niet vooruit. Je gaat zoals de Heilige Geest je leidt. Het is geen eenmalige gebeurtenis, maar iets van elke dag. Dag aan dag laat je je leiden door de Geest en gehoorzaam je wat Hij zegt.
Laten wij geen mensen met eigendunk worden, elkaar niet uitdagen en benijden. (Galaten 5:26)
Na de oproep in vers 25 om door de Geest te wandelen, laat Paulus hier zien hoe je dus níet moet leven: volgens het vlees. Het vlees richt zich op eigendunk, op elkaar uitdagen en op jaloezie. Zo horen wij niet meer te leven.
“Laten wij geen mensen met eigendunk worden”. Paulus roept op om niet ijdel te zijn, niet ongezond trots op onze prestaties en ons niet beter of belangrijker te voelen dan anderen. Dit is niet de weg van de Heilige Geest, die ons juist oproept tot nederigheid en liefde.
“Elkaar niet uitdagen”. Dit gaat over mensen die willen laten zien dat zij beter zijn dan anderen. Ze maken van het geloof een competitie, vaak over zaken die er niet wezenlijk toe doen. In Galatië zeiden sommigen dat zij beter waren dan anderen, omdat zij zich hadden laten besnijden. De Heilige Geest richt ons niet op competitie, maar op elkaar helpen en elkaars lasten dragen.
“En benijden”. Benijden is afgunst: je gunt de ander het goede niet en je wilt zelf beter zijn of iets hebben ten koste van de ander. Ook dit is niet de weg van de Heilige Geest. De Geest wil dat wij elkaar eren, liefhebben en helpen.