Opname voor de grote verdrukking
Wij hebben al de grote verdrukking bestudeerd. Als de gemeente deze tijd moet doormaken, dan ben ik bang dat weinigen deze tijd gaan overleven en zal de Here Jezus na de grote verdrukking voor een handjevol christenen terugkomen. De rest is namelijk uitgemoord door de antichrist, de machthebber op aarde. Zal God ons in de grote verdrukking sturen? Is dat de zalige hoop die wij hebben en brengt dat troost? In dit hoofdstuk behandelen wij aanwijzingen waarom de Here Jezus voor de grote verdrukking terugkomt.
De verdrukking van vandaag
Voordat wij de aanwijzingen van de opname voor de grote verdrukking bestuderen, gaan wij in deze paragraaf bekijken of christenen lijden en verdrukking meemaken.
In het boek Handelingen staat het verslag van de eerste volgelingen van Jezus. Na de Pinksterdag kwamen duizenden mensen tot geloof en zij stonden onder leiding van de apostelen. De Joodse leiders van Israël waren niet blij met de apostelen en de leer die zij verkondigden over de Here Jezus. Een aantal apostelen moesten voor de leiders van Israël verschijnen en nadat zij hen hadden verhoord, ‘Gaven zij hun het bevel helemaal niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus.’ (Handelingen 4:18) De apostelen bleven Jezus verkondigen en de leiders werden steeds jaloerser op hen. Daarom ‘lieten ze de apostelen gevangennemen en opsluiten.’ (handelingen 5:19, NBV) Vervolgens sloegen zij de apostelen met gesels (Handelingen 5:40). Gesels zijn zweepachtige voorwerpen met meerdere staarten en werden gebruikt voor zware lijfstraffen. De apostelen hebben lijden en verdrukking meegemaakt en het bleef niet bij één keer. Over Stefanus lezen wij dat hij door zijn geloof is gestenigd (Handelingen 7:59), Johannes werd naar Patmos verbannen (Openbaring 1:9) en Paulus had veel lijden en verdrukking meegemaakt. In de volgende Bijbeltekst vergeleek hij zich met schijnapostelen.
‘Zijn zíj dienaars van Christus? – ik spreek als een waanzinnige – ik sta boven hen; in ingespannen arbeid veel vaker, in slagen bovenmate, in gevangenissen veel vaker, dikwijls in doodsgevaar. Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig min één zweepslagen ontvangen. Driemaal ben ik met de roede gegeseld, eenmaal ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een heel etmaal heb ik in volle zee doorgebracht. Op reis was ik vaak in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar van de kant van volksgenoten, in gevaar van de kant van heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders, in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid.’ (2 Korinthe 11:23-27)
De eerste gemeente had veel lijden doorgemaakt en er zijn veel verhalen bekend van christenen die lijden en verdrukking meemaken. Zowel in het verleden als vandaag is er lijden en dit blijft doorgaan totdat Jezus Zijn voeten op aarde zet. Lijden en vervolgingen horen helaas bij het leven met Jezus.
‘In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik (Jezus) heb de wereld overwonnen.’ (Johannes 16:33)
Is er dan nog hoop voor de Christenen?
‘Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.’ (Romeinen 8:18)
Op aarde kunnen de Christenen lijden en verdrukking meemaken. Als jij dit meemaakt, dan mag jij je troosten met Romeinen 8:18. Wat er ook gebeurt, het weegt niet op tegen de heerlijkheid van het eeuwige leven met God. Op aarde leven wij tijdelijk. Na een aantal jaar komen wij te overlijden of maken wij de opname van de gemeente mee. De heerlijkheid bij God is eeuwig en dan zal er geen lijden, pijn en verdriet zijn. Er staan meer teksten in de Bijbel over lijden en verdrukking en dit laat zien dat het bij het leven hoort. Toch is er een groot verschil tussen de ‘normale’ verdrukking van vandaag en de grote verdrukking in de toekomst. De grote verdrukking is een tijd die nog nooit op aarde heeft plaatsgevonden en zich nooit meer zal herhalen (Mattheüs 24:21). Het verbleekt al het andere en het is een tijd waar de Bijbel vaak over heeft geprofeteerd. Nu behandelen wij de aanwijzingen waarom ik geloof dat de Here Jezus ons voor de zevenjarige verdrukking komt ophalen.
Reden 1: Niet bestemd tot toorn
Wij lazen dat de grote verdrukking een periode van Gods toorn op aarde is. De mensen worden gepijnigd door de verschrikkelijke oorlogen, armoede, hongersnoden, dodelijke ziekten, wilde dieren en natuurrampen (Openbaring 6 e.v.). Dit is niet alleen het werk van de mensen en de duivel, het is Gods toorn over de goddelozen. Staat er in de Bijbel dat de volgelingen van Jezus de toorn van God meemaken?
‘Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus,’ (1 Thessalonicenzen 5:9)
In het boek 1 Thessalonicenzen spreekt Paulus over de opname van de gemeente en roept hij de gelovigen op om waakzaam te zijn voor de opname. Vervolgens zegt Paulus dat wij niet bestemd zijn tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid. Wij zijn niet bestemd voor Gods boosheid en woede, maar worden hiervan gered doordat wij bij de Here Jezus horen. Dit geldt voor alle toorn van God. Ten eerste van de eeuwige toorn, de hel. Ten tweede van de toorn die God uitgiet op aarde. God heeft ons hiervoor niet bestemd en wij mogen weten dat, als wij in Jezus geloven, God al onze schulden en zonden heeft vergeven. Dit heeft Hij gedaan door al onze zonden op Zijn Zoon te plaatsen. Hierdoor heeft Jezus onze zonden gedragen en heeft Hij de straf gedragen. Dankzij Jezus Zijn offer hoeven wij niet de toorn van God te dragen, de eeuwige toorn in de hel en de toorn op aarde.
‘Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.’ (Jesaja 53:3-4)
Wij zijn niet bestemd tot toorn. Dit schrijft Paulus ook in het eerste hoofdstuk van de Thessalonicenzenbrief.
‘en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, namelijk Jezus, Die ons verlost van de komende toorn.’ (1 Thessalonicenzen 1:10)
Paulus schrijft eerst over het geloof van deze gemeente. Hij heeft positieve berichten ontvangen over hun geloof en hun bekering van de afgoden naar Jezus. Paulus wist dat de gemeente Jezus verwachtte uit de hemel om hen te redden van de komende toorn. De komende toorn houdt de toorn in die God op aarde uitgiet, met alle plagen, oorlogen en ziekten als gevolg.
Daarnaast staat nergens in de Bijbel dat de gelovigen onderdeel uitmaken van de toorn van God. Nergens staat een waarschuwing of uitleg over de toorn van God over de gelovigen.
Reden 2: Voorafschaduwing Oude Testament
Wij zijn erachter gekomen dat de christenen niet bestemd zijn tot toorn. In deze paragraaf behandelen wij twee voorafschaduwingen van het oude testament: Noach en Lot. Waren zij bestemd tot toorn?
Noach
Het verhaal van Noach is belangrijk om te bestuderen. De Here Jezus sprak met zijn discipelen over Zijn komst naar de aarde en gebruikte een verwijzing naar de tijd van Noach.
‘Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.’ (Mattheüs 24:37-39)
In het begin van de Bijbel keek God naar de aarde en zag al de werken en gedachten van de mensen. Iedereen was slecht en deed verkeerde dingen en het was een goddeloze generatie.
‘En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren. Toen kreeg de HEERE er berouw over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart.’ (Genesis 6:5-6)
Het deed God pijn en veel verdriet om al de slechtheid van de mensen te zien. Omwille van de zonden van de mensen wilde God hen allemaal uitroeien. Gods toorn en oordeel kwam over de aarde. Alleen Noach leefde een rechtvaardig en goed leven en alleen hij vond genade in de ogen van God.
‘Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol met geweld. Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want alle vlees had een verdorven levenswandel op de aarde. Daarom zei God tegen Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met geweld; en zie, Ik ga hen met de aarde te gronde richten.’ (Genesis 6:11-13)
God besloot de aarde te vernietigen. God keek naar de aarde en het was vol met geweld en niemand leefde goed op aarde. Hoe leeft de mens vandaag? Is hij rechtsschapen en doet hij goede dingen? De mens denkt dat het steeds beter en beter gaat. Volgens de mens mag iedereen zich gedragen zoals hij het wil en er wordt geen rekening gehouden met wat God wil. Op een gegeven moment is Gods geduld op en komt het oordeel. De mens begrijpt dit niet, hij is bezig met het leven op aarde. Hij drinkt, eet, trouwt en viert het leven. De mens beseft niet dat de aarde vervuld is met geweld en verdorvenheid. Plotseling worden de rechtvaardigen door God weggenomen en maakt de mens Gods toorn mee, zoals gebeurde in de tijd van Noach.
Noach was de enige die een rechtvaardig leven leidde. God wilde de rechtvaardige Noach niet vernietigen en maakte een plan. Noach moest een ark bouwen, zodat hij de toorn van God ontliep. In die ark mocht hij zijn vrouw, kinderen en de vrouwen van zijn kinderen meenemen. Daarnaast zou God dieren sturen die met hem mee moesten gaan. Nadat hij de ark had gemaakt, ‘zei de HEERE tegen Noach: Ga in de ark, u en heel uw gezin, want Ik heb gezien dat u te midden van uw tijdgenoten voor Mijn aangezicht rechtvaardig bent. (…) Want over nog zeven dagen zal Ik het op de aarde veertig dagen en veertig nachten laten regenen; en Ik zal al wat bestaat, wat Ik gemaakt heb, van de aardbodem verdelgen.’ (Genesis 7:1-4). Noach en zijn gezin gingen de ark in en na zeven dagen begon het te regen. Ieder levend wezen overleed, zowel de dieren als de mensen. Alleen de rechtvaardige Noach en zijn gezin overleefden de toorn van God. Uit dit verhaal leren wij het volgende:
- Gods toorn kwam over de aarde.
- De onrechtvaardigen bleven op de aarde achter en stierven.
- Noach en zijn familie gingen de ark in en werden niet getroffen door Gods toorn.
Lot
De Here Jezus verwees ook naar het verhaal van Lot. Jezus sprak met zijn discipelen over Zijn komst en sprak over Lot.
‘zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Op de dag echter waarop Lot uit Sodom wegging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en bracht hen allen om. Evenzo zal het zijn op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.’ (Lukas 17:29-30)
Het volgende verhaal gaat over Lot, de neef van Abraham. Abraham werd door God geroepen om zijn land, familie en dierbaren te verlaten en naar een land te trekken die God hem wijzen zou. Abraham vertrok met zijn vrouw Sara en zijn neef Lot. God zegende Abraham en Lot en zij bezaten veel vee zodat ze niet meer bij elkaar konden blijven. Abraham en Lot overlegden over hun toekomst en zij kwamen tot de conclusie dat het beter was om uit elkaar te gaan.
‘En Abram zei tegen Lot: Laat er toch geen onenigheid zijn tussen mij en jou, en tussen mijn herders en jouw herders. Wij zijn immers mannen die broeders zijn! Ligt heel het land niet voor je open? Scheid je toch van mij af: als jij naar links gaat, dan zal ik naar rechts gaan, en als jij naar rechts gaat, dan zal ik naar links gaan. En Lot sloeg de ogen op en zag dat heel de Jordaanvlakte rijk aan water was; voordat de HEERE Sodom en Gomorra te gronde gericht had, was zij in de richting van Zoar als de hof van de HEERE, als het land Egypte. Daarom koos Lot voor zichzelf heel de Jordaanvlakte en Lot trok naar het oosten; en zij werden van elkaar gescheiden. Abram woonde in het land Kanaän; en Lot woonde in de steden in de vlakte en zette zijn tenten op tot bij Sodom.’ (Genesis 13:8-12)
Lot besloot om zijn tenten bij Sodom te plaatsen. Het leek een mooie plek en de natuur was schitterend. Er was genoeg voedsel voor hem, zijn dienaren en het vee. Lot zag één ding over het hoofd.
‘De mannen van Sodom waren echter slecht en grote zondaars tegenover de HEERE.’ (Genesis 13:13)
Lot kwam in een stad met allemaal slechte en grote zondaars. Later zei God tegen Abraham dat de roep van Sodom en Gomorra heel groot is en de zonde heel zwaar (Genesis 18:20). In het boek Ezechiël staat de zonde die de stad Sodom deed.
‘Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: trots, overvloed van voedsel en zorgeloze rust had zij met haar dochters. De hand van de arme en de behoeftige ondersteunde zij echter niet. Zij verhieven zich en deden een gruweldaad voor Mijn aangezicht. Daarom deed Ik hen weg, zodra Ik het gezien had.’ (Ezechiël 16:49-50)
Terwijl Sodom rijk was en een overvloed had aan voedsel, gaven de rijken niets aan de armen en de hulpbehoevenden. Dit is slecht in de ogen van God. Daarnaast leefden de inwoners van Sodom goddeloos en wilden zij een erge vorm van hoererij bedrijven.
‘Evenzo is het met Sodom en Gomorra, en de steden eromheen, die op dezelfde wijze als zij hoererij bedreven hebben en ander vlees achterna zijn gegaan. Zij liggen daar als een waarschuwend voorbeeld, doordat zij de straf van het eeuwige vuur ondergaan.’ (Judas 1:7)
Met wie wilde Sodom hoererij bedrijven? Dat vinden wij in het boek Genesis. De stad werd bezocht door twee engelen, omdat de stad erg in zonde leefde. God wilde, door de twee engelen, te weten komen hoe erg het in Sodom was. De engelen waren vermomd als twee mannen en ontmoetten Lot. Lot bood hen aan om bij hem te overnachten, zodat zij konden uitrusten van de reis.
‘De twee engelen kwamen 's avonds in Sodom aan, terwijl Lot in de poort van Sodom zat. Toen Lot hen zag, stond hij op om hun tegemoet te gaan, en boog hij zich met zijn gezicht ter aarde. (…) Nog voor zij (Lot en de twee engelen) zich te slapen legden, omsingelden de mannen van die stad, de mannen van Sodom, van jong tot oud, het huis; heel het volk, niemand uitgezonderd. Zij riepen naar Lot en zeiden tegen hem: Waar zijn die mannen die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen naar buiten, naar ons toe, zodat wij gemeenschap met hen kunnen hebben.’ (Genesis 19:1-5)
De hele stad, van jong tot oud, omsingelde het huis van Lot en vroegen aan hem om de twee mannen, waarschijnlijk wisten zij niet dat het om engelen ging, naar buiten te sturen. Ze wilden graag gemeenschap met deze twee mannen hebben. Dit zou een verschrikkelijke vorm van groepsverkrachting zijn. Daarnaast, volgens Judas 1:7, is de gemeenschap niet bedoeld voor een man met een man. Het is het verkeerde vlees. De kans is erg aanwezig dat Sodom meer goddeloosheid bedreef en meer zonden had. Petrus zei over de rechtvaardige Lot dat hij ‘leed onder de losbandige levenswandel van normloze mensen’ (2 Petrus 2:7).
De mannen van Sodom wilden gemeenschap met de twee mannen (engelen), maar de twee mannen troffen hen met blindheid. Vervolgens riepen zij Lot en zijn familie op om de stad te verlaten, zodat God de stad kon verwoesten. Lot, zijn vrouw en zijn dochters luisterden naar deze oproep, alleen namen de schoonzoons Lot niet serieus. Ook vandaag worden christenen niet altijd serieus genomen en wordt er met hen gespot. Toch gaat het oordeel plaatsvinden, of je het wil geloven of niet. Ik hoop dat velen tot berouw komen en God gaan dienen. Ik denk dat Lot alles gedaan heeft om zijn schoonzoons te bereiken. Totdat het licht begon te worden bleef hij in de stad, waarschijnlijk om hen te overtuigen.
‘Toen de dageraad aangebroken was, drongen de engelen bij Lot aan. Zij zeiden: Sta op! Neem uw vrouw en uw twee dochters, die zich hier bevinden, anders wordt u om de ongerechtigheid van de stad weggevaagd. Lot aarzelde echter; daarom grepen die mannen zijn hand, de hand van zijn vrouw en de hand van zijn twee dochters, omdat de HEERE hem wilde sparen. Zij brachten hem naar buiten en leidden hem buiten de stad. En het gebeurde, toen zij hen buiten de stad gebracht hadden, dat Hij zei: Vlucht voor uw leven, kijk niet achter u en blijf nergens op heel deze vlakte staan; vlucht naar het bergland, anders wordt u weggevaagd.’ (Genesis 19:15-17)
De engelen grepen hun handen vast en vluchtten samen met hen de stad uit. De rechtvaardige Lot behoorde niet tot de toorn van God, maar God wilde hem en zijn familie sparen. Onderweg keek de vrouw van Lot achterom, terwijl dit niet mocht. Hierdoor veranderde zij in een zoutpilaar. Lot en zijn dochters ontkwamen. God kon niets doen met Sodom, totdat Lot in veiligheid was. God heeft geen toorn over de rechtvaardigen. Die toorn is namelijk gedragen door de Here Jezus en wij zijn vergeven door God.
‘Haast u! Vlucht daarheen! Want Ik kan niets doen, totdat u daar bent aangekomen.’ (Genesis 19:22)
Nadat Lot en zijn dochters in veiligheid waren gebracht, vernietigde God Sodom en iedereen kwam om het leven.
‘Toen liet de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen. Het kwam van de HEERE uit de hemel. Hij keerde deze steden en heel de vlakte ondersteboven, met alle inwoners van de steden en het gewas op het land.’ (Genesis 19:24-25)
Uit dit verhaal leren wij de volgende dingen:
- Sodom werd verwoest door de goddeloosheid van zijn inwoners. Gods toorn werd over deze stad uitgestort.
- Alleen Lot was rechtvaardig. Hij en zijn dochters werden in veiligheid gebracht.
- God kon niets doen in Sodom voordat Lot en zijn dochters veilig waren.
In deze twee voorafschaduwingen lezen wij dat de rechtvaardige Noach en de rechtvaardige Lot samen met hun familie de toorn van God niet meemaken. De rechtvaardigen ontsnapten van de toorn en de goddelozen maakten de toorn mee, zonder het van tevoren te beseffen.
Reden 3: Bewaren voor de verzoeking
De volgende Bijbeltekst heeft de Here Jezus tegen de gemeente te Filadelfia gesproken. Naast de gemeente te Filadelfia in Griekenland in de tijd van Johannes, vertegenwoordigt deze gemeente een bepaalde fase van de kerkgeschiedenis. Dit is de één-na-laatste fase van de kerk. De laatste fase is de kerk Laodicea en kenmerkt zich door lauwheid. God spuugt lauwheid uit. Vandaag zien wij de beide kerken, waarbij de Laodicea-kerk in opkomst is.
De Filadelfia-kerk heeft, volgens de Here Jezus, weinig invloed en kracht. Toch neemt deze gemeente Gods Woord in acht en verloochenen zij niet de Here Jezus. Het was en is een trouwe gemeente die volhardt. Daardoor beloofde de Here Jezus het volgende:
‘Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken.’ (Openbaring 3:10)
De Here Jezus bewaart de Filadelfia-kerk en dit zijn alle gelovigen die volharden in de Here Jezus. Zij worden bewaard voor het uur van de verzoeking die over de wereld komt, de grote voordrukking. In dit vers wordt één van de eigenschappen van de verdrukking benoemt. Er komt een antichrist die grote wondertekenen doet en velen misleidt. Tijdens deze tijd worden velen verzocht en misleidt.
‘En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerkomen op de aarde, voor de ogen van de mensen. En het misleidt hen die op de aarde wonen door middel van de tekenen die het gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest.’ (Openbaring 13:13-14)
Wij worden door de Here Jezus bewaard voor de verzoeking. Dit houdt niet in dat een christen nooit wordt verzocht op aarde, maar dit houdt in dat een christen niet de ergste verzoeking in de geschiedenis van de mens hoeft mee te maken. Vlak voor de grote verdrukking zijn de volgelingen van Jezus verdwenen en worden zij bewaard in het vaderhuis van God.
De volgende Bijbeltekst staat in het boek 2 Petrus. Petrus vergeleek de valse leraars die onder de gemeente zouden en zullen zijn met de engelen die God ontrouw zijn geworden, de generatie van Noach en de stadsgenoten van Lot. Zij waren allen bewaard voor het oordeel, die hen heeft getroffen. Noach en Lot werden door God gered. Zo is het ook met de rechtvaardigen in de tijd van de grote verdrukking. God bewaart hen voor de verzoeking en de goddelozen krijgen te maken met de toorn.
‘Maar er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die heimelijk verderfelijke afwijkingen in de leer zullen invoeren. Daarmee verloochenen zij zelfs de Heere, Die hen gekocht heeft, en brengen zij een snel verderf over zichzelf. En velen zullen hen, door wie de weg van de waarheid gelasterd zal worden, op hun verderfelijke wegen navolgen. En zij zullen u door hebzucht met verzonnen woorden uitbuiten. Het vonnis over hen is reeds lang in werking en hun verderf sluimert niet. Want als God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar hen in de hel geworpen en overgegeven heeft aan de ketenen van de duisternis om tot het oordeel bewaard te worden; en als God de oude wereld niet gespaard heeft, maar het achttal van Noach, de prediker van de gerechtigheid, bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld van de goddelozen bracht; en als God de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand en tot de vernietiging veroordeeld heeft en tot een voorbeeld gesteld heeft voor hen die goddeloos zouden leven; en als God de rechtvaardige Lot, die leed onder de losbandige levenswandel van normloze mensen, verlost heeft – want deze rechtvaardige, die in hun midden woonde, heeft dag in dag uit zijn rechtvaardige ziel gekweld bij het zien en horen van hun wetteloze daden – dan weet de Heere ook nu de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen, maar de onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden.’ (2 Petrus 2:1-9)
Ik geloof dat deze tekst spreekt over de verzoekingen die wij vandaag meemaken en in het bijzonder over de verzoeking die komen gaat, de grote verdrukking. God verlost de rechtvaardigen uit de verzoeking en de onrechtvaardigen worden gestraft tijdens de dag van het oordeel, waarbij de Here Jezus de doden oordeelt naar hun daden (Openbaring 20:11-15) en/of tijdens de periode van de grote verdrukking op aarde.
Nog even iets over de verzoekingen van vandaag. Het is niet God die ons verzoekt, het zijn onze eigen verlangens die voor de verzoeking zorgen. De duivel, en in de toekomst de antichrist, speelt hierop in en verzoekt ons op de dingen waar wij zwak in zijn. Voor de één is dit alcohol, voor de ander geld en weer een ander macht. God helpt en red ons van onze zwaktes. Wat hebben wij een genadige God!
‘Laat niemand zeggen, als hij verzocht wordt: Ik word door God verzocht. God immers kan niet verzocht worden met het kwade en Hijzelf verzoekt niemand. Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt.’ (Jakobus 1:13-14)
‘God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan.’ (1 Korinthe 10:13)
Reden 4: De dag van Christus
De volgende aanwijzing waarom de opname voor de grote verdrukking plaatsvindt is dat Paulus spreekt over de komst van de Here Jezus en onze vereniging met Hem op het moment dat de dag van Christus aanbreekt.
‘En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. (2 Thessalonicenzen 2:1-2)
2 Thessalonicenzen stelt de gemeenteleden gerust. Zij dachten dat de Here Jezus was teruggekeerd en dat zij de opname hadden gemist. Paulus zei dat ze niet snel moeten wankelen, want zij leven niet in de dag van Christus. Zij hadden de opname niet gemist, het moest nog gebeuren. Wat is de dag van Christus, waarvan de Thessalonicenzen dachten dat zij daar onderdeel van uitmaakten? Laten wij enkele Bijbelteksten lezen.
‘Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.’ (Filippenzen 1:6)
‘God zal u ook bevestigen tot het einde toe, zodat u onberispelijk zult zijn op de dag van onze Heere Jezus Christus.’ (1 Korinthe 1:8)
De Christenen maken de dag van de Here Jezus gedeeltelijk mee en voor hen is deze dag vreugdevol. De opname van de gemeente is het eerste onderdeel van deze dag, daarna volgen de oordelen en toorn van God over de bewoners van de aarde. Na de grote verdrukking komt een duizendjarig vrederijk en na dit vrederijk wordt de toorn hervat met het eindoordeel van de mensen die niet in Jezus geloofden. Net zoals wij bij de eerste komst van de Here Jezus Zijn geboorte, prediking en kruisiging kunnen onderscheiden, onderscheiden wij bij de dag van de Here de opname van de gemeente, de grote verdrukking, Zijn wederkomst op aarde, het vrederijk en het eindoordeel. De Thessalonicenzen waren bang dat zij het begin van de dag van Christus, de opname, hadden gemist. Zij ervaarden vervolging en zij hoorden van Paulus dat tijdens de grote verdrukking de vervolging van christenen zal toenemen. Hierdoor dachten zij dat zij in de grote verdrukking terecht waren gekomen en Paulus stelt hen hier gerust door te zeggen dat deze dag nog niet was aangebroken.
Het oude testament noemt de dag van Christus verschillend, zoals de dag des HEERE of de grote dag. Zefanja, een profeet van het oude testament, sprak duidelijk over deze dag en laat zien dat deze dag spreekt over de grote verdrukking en de opname van de gemeente.
‘Onderzoek uzelf nauwkeurig, ja onderzoek uzelf, volk zonder verlangen, voordat het besluit het licht ziet – een dag gaat als kaf voorbij – voordat over u komt de brandende toorn van de HEERE, voordat over u komt de dag van de toorn van de HEERE. Zoek de HEERE, alle zachtmoedigen van het land, die Zijn recht uitvoeren. Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid, misschien zult u dan verborgen worden op de dag van de toorn van de HEERE.’ (Zefanja 2:1-3)
Zefanja spreekt over de verschrikkelijke dag van de HEERE. Veel mensen worden weggevaagd en het volk Israël krijgt het moeilijk te verduren. Toch zegt de HEERE dat het mogelijk is om verborgen te worden op de dag van de toorn, de dag van de Here Jezus. Alle zachtmoedigen van het land (land kan vertaald worden met ‘aarde’) die Zijn recht uitvoeren moeten God zoeken. Dan zal Hij hen misschien verbergen voor Zijn toorn. Paulus schrijft in 1 Thessalonicenzen 5:9 dat de volgelingen van Jezus niet bestemd zijn tot toorn. Aan het begin van de dag van de HEERE vindt de opname plaats en daarna komt de toorn van de HEERE, de grote verdrukking. Dit staat ook in Jesaja 26:19-20, dat wordt behandeld in aanwijzing 5.
Reden 5: doden staan op voor verdrukking
Bij het bestuderen van de opname van de gemeente zagen wij dat de doden vlak voor de opname een onvergankelijk lichaam krijgen. Hierna worden de lichamen van de levenden veranderd en worden de levenden samen met de doden verenigd met de Here Jezus. Dit proces duurt minder dan één seconde.
‘Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn.’ (1 Thessalonicenzen 4:16-17)
‘Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden.’ (1 Korinthe 15:51-52)
In het boek Jesaja wordt het moment beschreven dat de doden opstaan en het is opvallend dat het vers dat daarop volgt spreekt over de gramschap (of toorn) van God. Deze gramschap wordt tijdens de grote verdrukking uitgestort op de aarde.
‘Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan. Ontwaak en juich, u die woont in het stof, want Uw dauw zal zijn als dauw op jong, fris groen en de aarde zal de gestorvenen baren. Ga, Mijn volk, treed uw kamers binnen, sluit uw deuren achter u. Verberg u voor een klein ogenblik, totdat de gramschap over is. Want zie, de HEERE gaat uit Zijn plaats om de ongerechtigheid van de bewoners van de aarde aan hen te vergelden. De aarde zal het bloed dat erop vergoten is, aan het licht brengen. Zij zal haar gedoden niet langer bedekt houden.’ (Jesaja 26:19-21)
Let op de woorden ‘Uw doden zullen leven’. Het gaat alleen over de doden die God toebehoren. In het nieuwe testament zou dit vertaald worden met de doden die in Christus zijn. Zij zullen herleven en ontvangen nieuwe lichamen. Dit gebeurt voordat de toorn (de gramschap) van God op de aarde komt. Vervolgens roept God Zijn volk op om de kamers binnen te treden en de deuren achter zich te sluiten. Zij moeten zich verbergen totdat de toorn van God voorbij is. Wordt hier gesproken over het volk van Israël? Moeten zij zich opsluiten in hun huizen? Ik geloof het niet, omdat Jezus zei:
‘Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om iets uit zijn huis te halen, en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet om zijn kleren te halen.’ (Mattheüs 24:15-18)
De Here Jezus zei tegen het volk Israël dat zij niet naar huis moeten terugkeren maar naar de bergen moeten vluchten. Degenen die in Judea zijn (let op, Jezus sprak over Judea en niet over de christenen die zich over de wereld hebben verspreid) moeten wegvluchten en zich niet opsluiten in hun kamers. God bedoelt in Jesaja een ander volk en dat zijn de levende volgelingen van Jezus. Wij verbergen ons in onze kamers. Niet onze huizen in de wereld, maar onze hemelse kamers in het Vaderhuis van God.
‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.’ (Johannes 14:2-3)
Op het moment dat de grote verdrukking plaatsvindt, worden de volgelingen van Jezus weggerukt naar de hemelse kamers. Wij verbergen ons daar tot Gods toorn voorbij is, want daarna komen wij samen met de Here Jezus terug op aarde om te regeren over de aarde. Deze tekst in Jesaja spreekt over een opstanding van de doden voor de grote verdrukking.
Reden 6: De hel overweldigt niet de gemeente
De Here Jezus onderwees de discipelen en sprak veel met hen. Eén keer vroeg de Here Jezus aan de discipelen: ‘Wie zegt u dat ik ben?’ (Mattheüs 16:15). Nadat Petrus tegen Jezus zei dat Hij de Christus, de Zoon van de levende God is, zei de Here Jezus:
‘Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.’ (Mattheüs 16:17-18)
De Here Jezus beloofde aan Petrus dat hij de rots zou zijn waarop Hij de gemeente bouwt. De gemeente van Christus is niet een kerk met stenen, het zijn alle volgelingen van de Here Jezus tezamen. De Here Jezus, de Bouwmeester, bouwt deze gemeente en dankzij Hem en God de Vader zijn wij toegevoegd aan deze gemeente. Wij hebben ook een openbaring gekregen dat de Here Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God. Daarnaast beloofde de Here Jezus dat de poorten van de hel (of dodenrijk) de gemeente niet overweldigen. In de eerste plaats is het dodenrijk het gebied waar de goddelozen wachten op het oordeel van God, het is een plek van dood. In de twee plaats is dit een aanduiding van een plek van goddelozen, boze geesten en demonen. Het zal de vijanden van God niet lukken om de gemeente van Christus te overweldigen, door hen massaal uit te moorden en over hen te triomferen. De gemeente van Christus behoort Jezus toe die het dodenrijk heeft overwonnen (Openbaring 1:18).
Nu gaan wij de teksten lezen over de grote verdrukking en wat daar gebeurt. Wij kijken of het dodenrijk de wereld en haar burgers overweldigt in deze korte tijd.
‘En ik zag, en zie: een grauw paard en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde.’ (Openbaring 6:8)
Het dodenrijk krijgt macht om een vierde deel van de aarde te doden met verschillende ‘wapens’. Het dodenrijk is gedeeltelijk aan het overwinnen op aarde. Daniël sprak over de antichrist die de grootste menselijke vijand op aarde wordt. Tijdens de grote verdrukking krijgt hij macht om de heiligen te overwinnen. Tijdens het visioen van Daniël was de antichrist afgebeeld als een hoorn van een verschrikkelijk dier. Wij gaan niet in op de verdere betekenis van dit dier en de andere hoornen.
‘Toen wilde ik de ware betekenis weten van het vierde dier, dat verschilde van al de andere – uitzonderlijk schrikwekkend, zijn tanden waren van ijzer, zijn klauwen van brons, het at, verbrijzelde en de rest vertrapte het met zijn poten – en van de tien hoorns die op zijn kop zaten en van die andere, die oprees en waarvoor er drie afgevallen waren, namelijk die hoorn die ogen had en een mond vol grootspraak en waarvan de verschijning groter was dan die van zijn metgezellen. Ik had namelijk toegekeken en gezien dat die hoorn oorlog voerde tegen de heiligen en dat hij hen overwon,’ (Daniël 17:19-21)
De hoorn, de antichrist, voerde strijd tegen de heiligen en overwon hen. Wie zijn deze heiligen? Vaak worden de volgelingen van Christus aangesproken met heiligen (Romeinen 1:7 en 15:26) maar in het boek Daniël gaat het niet over de volgelingen van Christus die onderdeel uitmaken van de gemeente van Christus, aangezien Jezus zei dat de poorten van het dodenrijk de gemeente niet kan overweldigen, terwijl dit wel gebeurt met de heiligen in het boek Daniël. Hetzelfde beeld lezen wij in het boek Openbaring, waar gesproken wordt over een beest die de heiligen overwint, dat tijdens de grote verdrukking plaatsvindt.
‘En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen, en hem werd macht gegeven over elke stam, taal en volk.’ (Openbaring 13:7)
Wij gaan in een ander hoofdstuk dieper in op degenen die op de aarde achterblijven. De heiligen zijn namelijk het volk van Israël en/of de christenen die na de opname van de gemeente tot geloof zijn gekomen. Dit betekent dat de gemeente niet de grote verdrukking meemaakt en daardoor voor de verdrukking is opgenomen in de hemel.
Reden 7: Bidden om te vluchten
De Here Jezus gaf de discipelen onderwijs over de tijd die nog moet komen. Hij stond stil bij de geboorteweeën van het einde, de opname van de gemeente, de grote verdrukking, zijn wederkomst en het einde van de huidige hemel en aarde. De Here Jezus zei het volgende:
‘Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op de velden zijn, er niet in gaan. Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat geschreven staat, vervuld wordt. (…) En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn. En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven. En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden.’ (Lukas 21:20-24)
Dit spreekt duidelijk over de grote verdrukking die over de gehele aarde komt. Daarna vertelt de Here Jezus wat wij moeten doen voor deze verschrikkelijke tijd.
‘Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door roes en dronkenschap en door zorgen over de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overkomt. Want als een strik zal hij komen over allen die op het hele aardoppervlak wonen. Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen.’ (Lukas 21:34-36)
In de eerste plaats moeten wij op onze hoeden zijn over onze hedendaagse zorgen en ervoor zorgen dat dit niet de hoofdrol in onze levens speelt. Wij moeten de Here Jezus blijven verwachten en als wij dat doen dan komt de dag des Heeren niet plotseling op ons met al zijn toorn en oordelen. Deze dag zal als een strik komen over allen op het aardoppervlak, niemand uitgezonderd. Daarom zegt de Here Jezus dat wij altijd moeten waken en bidden dat wij waardig worden geacht want dan zullen wij ontvluchten van al de dingen die gebeuren zullen. De Here Jezus sprak over al de dingen die gebeuren zullen en niet alleen over het eindoordeel na het duizendjarig vrederijk. De Here Jezus sprak over de grote verdrukking en zegt dat dit ontvlucht kan worden. Het woord ‘ontvlucht’ komt van het Griekse woord ‘ek-phugein’ en betekent ontvluchten of ontsnappen (aan). Aangezien de grote verdrukking een strik is voor het gehele aardoppervlak, moeten de volgelingen van Christus op een andere plek bewaard worden om aan de grote verdrukking te ontsnappen. Hetzelfde woord wordt gebruikt in 1 Thessalonicenzen waar Paulus oproept tot waakzaamheid voor de opname van de gemeente.
‘Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen.’ (1 Thessalonicenzen 5:3-6)
Paulus spreekt eerst over zij en dit verwijst naar degenen die niet in Jezus geloven. Zij zullen het verderf, de grote verdrukking, niet ontvluchten. De Here Jezus zei dat wij deze verdrukking wel kunnen ontvluchten en Paulus zegt dat de overige mensen deze verdrukking niet ontvluchten.
Daarna zegt de Here Jezus: ‘om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen’. In plaats van bestaan kan je dit vertalen met standhouden of blijven staan. Wij moeten bidden om te staan voor de Here Jezus. Dit heeft ten eerste te maken met het eindoordeel van de Here Jezus na het duizendjarig vrederijk. Wie blijven staan? Wie worden niet schuldig bevonden? Dat zijn de volgelingen van Christus, niet doordat zij nooit iets verkeerd hebben gedaan, maar door de rechtvaardigheid van Jezus. Tijdens de grote verdrukking roepen de goddelozen uit:
‘(…) verberg ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit, en voor de toorn van het lam. Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven?’ (Openbaring 6:16-17)
Ten tweede blijven de volgelingen van de Here Jezus staan tijdens de grote dag van de toorn van de Heere en zij hoeven zich niet te verbergen voor het aangezien van de Here Jezus. Zij staan namelijk voor de Zoon des mensen. De goddelozen riepen dit uit tijdens de grote verdrukking en deze verdrukking gaat nog een aantal jaar verder door.
Reden 8: Wij behoren niet tot de nacht
De grote verdrukking wordt op verschillende plaatsen met het donker en de nacht vergeleken. Deze verdrukking is de nacht op aarde en hierna komt het duizendjarig vrederijk.
‘De grote dag van de HEERE is nabij; hij is nabij en nadert zeer snel. Hoor, de dag van de HEERE! De held zal daar bitter schreeuwen! Een dag van verbolgenheid is die dag, een dag van benauwdheid en angst, een dag van verwoesting en vernietiging, een dag van wolken en donkerheid, een dag van donkere wolken,’ (Zefanja 1:14-15)
‘Op die dag zullen zij tegen het volk grommen als het grommen van de zee. Wanneer men naar de aarde kijkt, zie, duisternis en benauwdheid, en het licht zal door haar rookwolken verduisterd zijn.’ (Jesaja 5:30)
‘Wee hun die verlangend uitzien naar de dag van de HEERE! Wat zal voor u die dag van de HEERE zijn? Duisternis zal hij zijn en geen licht!’ (Amos 5:18)
De grote verdrukking kenmerkt zich met duisternis. Paulus schreef over de grote verdrukking (de dag des Heere) en zei dat deze dag de gelovigen in Thessalonicenzen niet zal overvallen, omdat zij geen kinderen van de duisternis maar kinderen van het licht zijn.
‘u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen. U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis. Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn. (…) Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus, Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem zouden leven.’ (1 Thessalonicenzen 5:2-10)
Paulus maakt een tweedeling. Aan de ene kant spreekt Paulus over zij en aan de andere kant over wij of u. met zij bedoelt Paulus de goddelozen die geen onderdeel uitmaken van de gemeente van Christus en met wij of u bedoelt hij de gemeente van Christus. Zij denken dat het vrede en veilig is, maar plotseling overkomt hen een onverwacht verderf, dat begint met de toorn van God tijdens de grote verdrukking. Zij zullen het niet ontvluchten, het is niet mogelijk. De toorn van God komt over al de aardbewoners, zij zijn kinderen van de duisternis en de duivel (1 Johannes 3:10) en behoren tot de nacht. Zij maken de duisternis van de grote verdrukking mee en worden niet opgenomen door de Here Jezus. Daartegenover staan wij, de volgelingen van Jezus. Wij behoren niet tot de duisternis, maar tot het licht. Wij zijn kinderen van het licht en de dag van de Heere overvalt ons niet, omdat wij tijdens de dag van de Heere worden opgenomen in de hemel. Wij zijn kinderen van het licht en van de dag en ons wordt opgedragen om waakzaam te zijn voor de opname van de gemeente. God heeft ons niet bestemd tot de toorn, maar tot zaligheid. Wij behoren niet tot de nacht en de grote verdrukking, maar tot de dag en bij God in de hemel.
Reden 9: De antichrist wordt weerhouden
Momenteel wordt de antichrist weerhouden om te regeren op aarde. Hij heeft een speciale tijd gekregen om de wereld te leiden en er is iets en iemand die hem tegenhoudt. Laten wij de tekst lezen.
‘En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was? En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt. Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst;’ (2 Thessalonicenzen 2:1:8)
De Thessalonicenzen dachten dat de dag van Christus al was aangebroken en dat zij de opname van de gemeente hadden gemist. Zij werden vervolgd en hadden het moeilijk en aangezien Paulus over de opname van de gemeente en de grote verdrukking sprak, dachten zij dat hun huidige vervolging de grote verdrukking moest zijn. Paulus stelde hen gerust en zei dat het nog niet de dag van Christus was en dat de opname van de gemeente en de vereniging met de Here Jezus nog niet heeft plaatsgevonden. Paulus zei dat twee dingen moeten gebeuren: de afval van de gemeente en de openbaarwording van de antichrist. Deze dingen gebeuren voordat de grote verdrukking plaatsvindt en de wereld zich in de dag van Christus bevindt. Vervolgens gaat Paulus verder met zijn onderwijs en schrijft hij dat de antichrist nog niet geopenbaard is, omdat de weerhouder hem nog tegenhoudt. Totdat de weerhouder weg is, kan de antichrist niet geopenbaard worden en als de weerhouder weg is, begint de dag van Christus. De weerhouder wordt eerst aangesproken als een macht of tegenhoudend principe en daarna als een persoon die dit tegenhoudend principe vertegenwoordigt. Dit houdt in dat wij op zoek moeten naar een macht of instituut en een persoon die erg met deze macht of instituut verbonden is. Helaas zegt Paulus niet wat deze macht en wie deze persoon zijn, waardoor het niet zeker is wie en wat Paulus bedoeld heeft. De meest voorkomende antwoorden op de vraag wie en wat de weerhouder is, zijn:
1. Het (Romeinse) recht en de keizer of een regeerder.
2. Het evangelie wordt overal verkondigd en de engel die verantwoordelijk is voor het evangelie.
3. De gemeente van Christus en de Heilige Geest.
Veel Bijbelleraars geloven dat Paulus spreekt over het Romeinse recht en de keizer. De keizer heeft allerlei wetten gemaakt waar iedere burger zich aan moet houden en hierdoor kan de mens van de zonde, de antichrist, zich niet openbaren. Ik geloof dat de overheid ervoor kan zorgen dat de burgers zich goed gedragen. In Nederland hebben wij wetten gemaakt dat verbiedt dat mensen worden vermoord, verkracht, bestolen of bedrogen. Toch kan het gebeuren dat een overheid minder goede wetten maakt. Denk bijvoorbeeld aan het legaal maken van abortus of het verbieden van kerkelijke bijeenkomsten. De keizer is, volgens deze theorie, degene die wordt weggenomen en daarna komt de antichrist in beeld. Het Romeinse Rijk scheurde in tweeën en er ontstond een westelijk en oostelijk deel. De laatste West-Romeinse keizer is rond 476 na Christus afgetreden en het Oost-Romeinse deel is in 1453 na Christus veroverd. Het Romeinse recht en de Romeinse keizer waren niet de weerhouder, aangezien de antichrist niet in 476 of 1453 geopenbaard werd. Daarnaast waren sommige Romeinse keizers voorlopers van de antichrist. Denk bijvoorbeeld aan keizer Nero, die bekend staat om zijn verschrikkelijke christenvervolgingen, zijn immoreel seksleven en moordzucht. Zou zo’n persoon de antichrist tegenhouden?
Dan zijn er Bijbelleraars die verkondigen dat de tegenhoudende macht het evangelie is en de persoon een engel die verantwoordelijk is voor het evangelie. Dit lijkt mij niet mogelijk. De antichrist is de leider van de wereld in de grote verdrukking die zeven jaar duurt. De engel van de het evangelie (als deze al bestaat) wordt weggenomen en daarna staat de antichrist op. Het evangelie is ‘weg’, wat betekent dat niemand meer tot geloof kan komen. Juist over de grote verdrukking wordt gezegd:
‘Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam! (…) En een van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen? En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.’ (Openbaring 7:9-14)
Het evangelie wordt tijdens de grote verdrukking verkondigd en velen zullen tot geloof komen. Zelfs de engelen verkondigen in die tijd het evangelie.
‘En ik zag een andere engel, die hoog aan de hemel vloog. En hij had het eeuwige Evangelie, om dat te verkondigen aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie, stam, taal en volk. En hij zei met een luide stem: Vrees God en geef Hem eer, want het uur van Zijn oordeel is gekomen. En aanbid Hem Die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.’ (Openbaring 14:6-7)
De weerhouder heeft, naar mijns inziens, niets te maken met het evangelie van God of een engel van het evangelie.
De gemeente van Christus en de Heilige Geest
Ik geloof dat de weerhoudende macht de gemeente van Christus is en dat de weerhoudende persoon de Heilige Geest is. Laten wij nogmaals de tekst van Paulus lezen.
‘En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt. Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst;’ (2 Thessalonicenzen 2:6-8)
Ten eerste spreekt Paulus over nu, op dat moment werd de antichrist weerhouden. De gemeente van Christus was in de tijd van Paulus in de wereld en kan hiermee bedoeld worden. Ook vandaag is de gemeente van Christus aanwezig op aarde, zodat de gemeente de antichrist al 2.000 jaar heeft weerhouden. Vervolgens wordt gesproken over een persoon die de antichrist weerhoudt en dat is de Heilige Geest. De Heilige Geest was in de tijd van Paulus uitgestort op de gelovigen en vandaag is de Heilige Geest nog steeds werkzaam in de harten van de gelovigen. Ten tweede wordt gesproken over ‘totdat hij uit het midden verdwenen is’. Dit houdt in dat de Heilige Geest de aarde gaat verlaten. De Heilige Geest leeft in de gelovigen en het lichaam van een volgeling van Jezus wordt vergeleken met een tempel van de Heilige Geest (1 Korinthe 6:19) en dit betekent dat het lichaam de woning is van de Heilige Geest. Op het moment dat de opname van de gemeente plaatsvindt, gaan alle volgelingen van Jezus naar het vaderhuis van God. De Heilige Geest gaat mee naar het Vaderhuis en heeft de aarde verlaten. Als dit gebeurt, dan krijgt de antichrist van God de gelegenheid om voor zeven jaar verschrikkelijke dingen op aarde te doen. Dat de Heilige Geest tijdens de grote verdrukking in de hemel is, staat in het boek Openbaring.
‘En uit de troon kwamen bliksemstralen, donderslagen en stemmen. En er stonden zeven vurige fakkels te branden vóór de troon. Dit zijn de zeven Geesten van God.’ (Openbaring 4:5)
Na de kerktijd ziet Johannes de troonzaal van God. Voor de troon van God zag hij zeven vurige fakkels of olielampen, die de zeven Geesten van God zijn. Het getal zeven wordt aangeduid met ‘volheid’ en dit betekent dat de volheid van de Heilige Geest in de hemel aanwezig is bij de troon van God.
De Heilige Geest en de volgelingen van Jezus worden opgenomen in de hemel. Het licht van de wereld wordt weggehaald en de duisternis komt met het aantreden van de antichrist. De volgelingen van Jezus worden vergeleken met het licht op de wereld en het zout op de aarde.
‘Zo immers heeft de Heere ons geboden: Ik heb u tot een licht voor de heidenen gesteld, opdat u tot zaligheid zou zijn tot aan het uiterste van de aarde.’ (Handelingen 13:47)
‘U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden. U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’ (Mattheüs 5:13-16)
Als het zout en het licht op aarde verdwijnen, wat blijft er dan over? Enkel duisternis. Daarnaast vertelt Johannes in zijn brief dat een volgeling van Jezus iets in zich heeft dat machtiger is dan hetgeen in de wereld werkzaam is.
‘en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is. Lieve kinderen, u bent uit God en u hebt hen overwonnen, want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is.’ (1 Johannes 4:3-4)
Het boek 1 Johannes is een prachtige brief dat veel vertelt over de kinderen van God en de kinderen van de duivel. Johannes begint hoofdstuk 4 met de roep dat wij niet iedere geest moeten geloven maar moeten beproeven of zij van God afkomstig zijn. Elke geest die zegt dat Jezus niet in het vlees is gekomen, is de geest van de antichrist. De geest van de antichrist was in de tijd van Johannes tot vandaag actief en zal niet verdwijnen. Na de opname van de gemeente krijgt deze geest een zichtbare vorm en staat de antichrist op. Johannes zegt dat wij vandaag de geest van de antichrist hebben overwonnen. Wij staan boven deze geest. Waarom? Omdat Degene die in ons is, groter is dan hij die in de wereld is. De Heilige Geest die in ons is, is groter dan de duivel en de antichrist die in de wereld zijn. De duivel en de antichrist kunnen niet de aarde misleiden, omdat de christenen met de Heilige Geest hen heeft overwonnen. Als de overwinnaars van de aarde worden weggehaald, heeft de antichrist vrij spel en kan hij zich openbaren. Wij lazen dat het zout en het licht worden weggenomen en alle rechtvaardigen de aarde verlaten met de Heilige Geest. Dit is het ideale moment voor de antichrist om geopenbaard te worden. Gelukkig komen in deze zeven jaar velen tot het besef dat zij zich moeten bekeren en God moeten volgen. In hoeverre de Heilige Geest een rol speelt tijdens de grote verdrukking laten wij in het midden.
Tot slot wil ik aangeven dat de weerhouder van de antichrist speculatief blijft. Ik denk dat de kans het grootst is dat dit de Heilige Geest en de gemeente van Christus zijn, maar ik durf dit niet met zekerheid te zeggen. De tijd zal het leren.
Reden 10: De dag komt onverwachts
De opvallende lezer is erachter gekomen dat het niet moeilijk is om de datum van de wederkomst van Christus te voorspellen. Op het moment dat de antichrist het verbond versterkt zullen er zeven jaar (één jaarweek) verstrijken totdat de Here Jezus wederkomt (Daniël 9:27). Op het moment dat de offerdienst in de tempel van Jeruzalem wordt gestopt en daar een verwoestende gruwel wordt opgesteld, zullen 1.290 dagen verstrijken (Daniël 12:11). Het is een kleine rekensom om te berekenen dat de wederkomst ongeveer 3 jaar en 6 maanden na de verwoestende gruwel plaatsvindt. De dag van de wederkomst komt niet onverwacht, maar valt eenvoudig te berekenen uit het woord van God. Vandaag weten wij dit nog niet, aangezien de antichrist niet geopenbaard is en hij nog niet het verbond heeft versterkt en een verwoestende gruwel in de herstelde tempel van Jeruzalem heeft geplaatst. Wat zegt de Bijbel over de opname van de gemeente? Valt dit te berekenen of is dit voor niemand bekend?
De Here Jezus geeft aan dat wij moeten waken, want wij weten niet wanneer hij komt. De Here Jezus sprak dit tegen Zijn discipelen en de mensen die zich om de discipelen had verzameld.
‘U dan, wees ook bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen.’ (Lukas 12:40)
In het evangelie volgens Marcus lezen wij hetzelfde. De Here Jezus roept op om waakzaak te zijn.
‘Maar die dag en dat moment is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, ook aan de Zoon niet, maar alleen aan de Vader. Let op: waak en bid, want u weet niet wanneer het de tijd is. Het zal zijn als bij iemand die naar het buitenland ging: hij verliet zijn huis, gaf zijn dienaren volmacht, en gaf aan ieder zijn werk, en gebood de deurwachter waakzaam te zijn. Wees dus waakzaam! Want u weet niet wanneer de heer des huizes komt, 's avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of 's morgens vroeg, opdat hij u niet, als hij plotseling komt, slapend aantreft. En wat Ik tegen u zeg, zeg Ik tegen allen: Wees waakzaam!’ (Markus 13:32-37)
De opname van de gemeente is voor iedereen onverwacht, terwijl de wederkomst van Jezus uitgerekend kan worden. De opname van de gemeente vindt dus niet gelijktijdig plaats met de wederkomst.
Overige aanwijzingen
Naast deze grote aanwijzingen zijn er ook kleine aanwijzingen waarom de Here Jezus voor de grote verdrukking terugkomt om ons op te halen.
Wij beginnen met het feit dat de antichrist de strijd aanbindt tegen de heiligen van God. Als de opname van de gemeente na de grote verdrukking plaatsvindt, voor hoeveel mensen komt Jezus dan terug? Zijn de christenen niet massaal uitgemoord? Ik vrees dat een grote meerderheid van de christenen zijn weggevaagd en niet de opname van de gemeente gaan meemaken.
Ten tweede is de grote verdrukking bedoeld om het volk Israël te tuchtigen. Het tijdperk van de gemeente is afgelopen en God hervat de plannen van Israël. Op een gegeven moment is het aantal van de heidenen vol en besluit God de Vader dat de Here Jezus Zijn volgelingen mag ophalen. Pas hierna gaat God verder met het volk van Israël, dat in hoofdstuk 5 en 7 van dit boek wordt behandeld.
‘Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.’ (Romeinen 11:25-26)
Ten derde wordt de gemeente van Christus niet gewaarschuwd voor de grote verdrukking. Als wij de verdrukking meemaken, dan zou Paulus, Johannes of de Here Jezus ons wel gewaarschuwd hebben. Dit hebben zij niet gedaan, in de Bijbel wordt alleen het volk van Israël gewaarschuwd en de aardbewoners.
Samenvatting De opname voor de grote verdrukking
Ik geloof dat de opname van de gemeente voor de grote verdrukking plaatsvindt. Voordat deze verschrikkelijk tijd aanbreekt komt de Here Jezus ons ophalen en mogen wij bij Hem in de hemel zijn. Ik geloof door de volgende aanwijzingen in een opname voor de grote verdrukking:
- Wij zijn niet bestemd tot toorn.
- Noach en Lot maakten niet de toorn van God mee.
- Wij worden bewaard voor de verzoeking.
- De dag van Christus begint met de opname van de gemeente.
- De doden staan op voor de grote verdrukking.
- De hel overweldigt niet de gemeente.
- Wij moeten van de Here Jezus bidden om te mogen vluchten.
- Wij behoren niet tot de nacht.
- De antichrist wordt door de gemeente en de Heilige Geest weerhouden.
- De opname van de gemeente komt onverwachts.
Dit hoofdstuk staat in het boek De opname en wederkomst. Lees nu direct dit boek, zodat jij niets mist over de eindtijd, leeft in verwachting en je geloof wordt vergroot.
De opname van de gemeente is een bijzondere profetie uit het Woord van God. Door de vele theorieën en denkbeelden over deze gebeurtenis weten velen niet meer wat wel en wat niet Bijbels is. Timo Groot neemt jou mee in de Bijbelse gegevens over de opname en waarom de opname vandaag actueler is dan ooit tevoren. De opname is de hoop om te ontkomen aan de verschrikkelijkheden die op de aarde gaan gebeuren en is het moment dat de gemeente de Here Jezus van aangezicht tot aangezicht gaat zien in het vaderhuis van God.