Achtergebleven op aarde: de grote verdrukking
Terwijl de volgelingen van de Here Jezus worden opgenomen, blijven verschillende groepen achter op aarde tijdens de grote verdrukking. In dit hoofdstuk bekijken wij welke groepen dit zijn en wat er met hen gebeurt. Veel Bijbelteksten spreken over dit onderwerp en voor dit boek beperken wij ons tot een klein gedeelte van de Bijbelteksten.
Groep 1: Het volk van Israël
In het hoofdstuk over de grote verdrukking hebben wij gelezen dat het volk van Israël tijdens de verdrukking wordt getuchtigd en dat het volk een moeilijke tijd gaat meemaken. Velen worden vermoord, maar over een klein groep blijft God genadig en deze groep zal zalig worden. In deze paragraaf behandelen wij kort de belangrijkste momenten van het volk van Israël. Het is belangrijk om eerst terug te gaan naar het oude testament, omdat wij anders het nieuwe testament en de grote verdrukking niet begrijpen.
Israël tijdens het oude testament
Het oude testament spreekt over het volk van Israël en Gods verbond met verschillende mensen van het volk. In het boek Genesis lezen wij dat God een verbond sloot met Abraham, de aartsvader van Israël, en hem zegende. God koos één volk uit dat heilig voor Zijn aangezicht moest leven en vanuit dit volk wilde God alle andere volken zegenen.
‘De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal. Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.’ (Genesis 12:1-3)
Op deze manier is het volk van God geboren. Het begon bij één man die afgezonderd ging leven. Hij moest weg uit zijn land, familie en huis en kwam op een plaats waar hij niemand kende. Het volk van God telde één persoon. Niet zomaar een persoon maar een persoon met geloof in God.
‘Abram nu nam Sarai, zijn vrouw, en Lot, de zoon van zijn broer, en al hun bezittingen die ze verworven hadden, en de mensen die zij in Haran verkregen hadden; en zij gingen weg om naar het land Kanaän te gaan; en zij kwamen in het land Kanaän. (…) Toen verscheen de HEERE aan Abram en zei: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij daar een altaar voor de HEERE, Die hem verschenen was.’ (Genesis 12:5-7)
Abraham verliet zijn huis en ging naar het land Kanaän, het huidige Israël. Terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, kreeg hij de belofte dat het gehele land aan zijn nakomelingen gegeven zou worden.
‘En de HEERE zei tegen Abram, nadat Lot zich van hem afgescheiden had: Sla toch uw ogen op en kijk vanaf de plaats waar u bent, naar het noorden, het zuiden, het oosten en het westen. Want al het land dat u ziet, zal Ik voor eeuwig aan u en uw nageslacht geven. En Ik zal uw nageslacht maken als het stof van de aarde; als iemand het stof van de aarde zou kunnen tellen, dan zou ook uw nageslacht geteld kunnen worden. Sta op, ga het land door in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.’ (Genesis 13:14-17)
Het nageslacht dat uit Abraham komt zal het gebied voor eeuwig in bezit nemen en het nageslacht bestaat uit ontelbaar veel mensen (Genesis 15:5). God beloofde dat hij al het land aan hen zal geven. God beloofde het niet alleen, God sloot een verbond met Abraham (Genesis 15:7-21). Het gaat dus gebeuren.
‘Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat’ (Genesis 15:18)
Dit land is erg groot en strekt zich uit van de rivier de Nijl in Egypte tot de rivier de Eufraat in Syrië en Irak. Het beloofde land bevat (onderdelen van) Libanon, Jordanië, Koeweit, Saudi-Arabië en het huidige Israël. Dit is nog nooit gebeurd in de geschiedenis en gaat nog gebeuren tijdens het duizendjarig vrederijk.
Hierna kreeg Abraham een grote belofte. Nadat Abraham wist dat God zelf (de Here Jezus) als Lam naar de aarde zou gaan om verzoening te brengen voor de mensen (Genesis 22), kreeg Hij te horen dat dit uit Zijn nageslacht zal komen en dat dit Nageslacht een zegen zal zijn voor alle volken.
‘Abraham zei: God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon.’ (Genesis 22:8)
‘En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.’ (Genesis 22:18)
De zegen van Abraham werd alleen doorgegeven aan zijn zoon Isaak. De andere zonen van Abraham ontvingen wel mooie en bijzondere zegeningen van God, maar dienden niet als nageslacht van Abraham. Zij moesten zelfs het gebied van Isaak verlaten.
‘Maar God zei tegen Abraham: (…) Alleen het nageslacht van Izak zal uw nageslacht genoemd worden.’ (Genesis 21:12)
‘Abraham gaf alles wat hij had aan Izak, maar aan de zonen van de bijvrouwen die Abraham had, gaf Abraham geschenken. Hij stuurde hen, toen hij nog leefde, bij zijn zoon Izak vandaan in oostelijke richting, naar het Oosterland.’ (Genesis 25:5-6)
Nadat Abraham was overleden, kreeg Isaak de erfenis van Abraham en daarnaast zegende God Isaak.
‘Het gebeurde na de dood van Abraham dat God Izak, zijn zoon, zegende.’ (Genesis 25:11)
Isaak kreeg dezelfde beloften als Abraham. Zijn nakomelingen zullen talrijk worden en in het beloofde land wonen (Genesis 26:3-4). De zegen van Isaak werd (door een list) doorgegeven aan Jakob, die later Israël werd genoemd.
‘Hij zei: Zie, de geur van mijn zoon is als de geur van het veld, dat de HEERE gezegend heeft. Moge God je geven van de dauw van de hemel, van de vruchtbare streken van de aarde: overvloed van koren en nieuwe wijn. Volken zullen je dienen, naties zullen zich voor je buigen. Wees heerser over je broers, de zonen van je moeder zullen zich voor je buigen. Vervloekt moet zijn wie jou vervloekt, en gezegend wie jou zegent!’ (Genesis 27:27-29)
Vele jaren later ontstond het koninkrijk Israël. De tweede koning was koning David en God deed aan koning David een belangrijke belofte.
‘Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn.’ (2 Samuel 7:16)
De troon van David zal eeuwig vaststaan. In eerste instantie sprak God over Davids zoon Salomo en zijn verdere nakomelingen. Daarnaast is dit profetisch bedoeld voor het duizendjarig vrederijk (en daarna) en heeft het betrekking op de Here Jezus, zoals de engel tegen Maria zei. De Here Jezus is een nakomeling van koning David en Hij zal binnenkort voor eeuwig plaatsnemen op de troon van David.
‘Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen.’ (Lukas 1:32-33)
Een aantal zegeningen van Israël zijn:
- Wie Israël zegent zal gezegend worden.
- Wie Israël vervloekt zal vervloekt worden.
- Israël wordt een groot volk met ontelbaar veel nageslacht.
- Israël ontvangt het land tussen de Eufraat en de Nijl.
- Het Lam van God komt uit het nageslacht van Israël.
- Volken zullen Israël dienen en Israël zal heersen over zijn broers.
- Het koninkrijk van David houdt eeuwig stand.
- De Here Jezus zal voor eeuwig koning zijn over Israël.
Israël tijdens het nieuwe testament en vandaag
In het nieuwe testament werd de Here Jezus geboren. Opvallend dat Hij in eerste instantie alleen gezonden was voor het volk van Israël en niet voor de heidenvolken. Wij zien geen Bijbelverhalen waarbij de Here Jezus naar Europa, Amerika, Afrika of Oost-Azië ging. De Here Jezus was een Jood en was er voor de Joden. De Here Jezus sprak tegen hen en deed in Israël wonderen en tekenen. De Here Jezus zei: ‘Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.’ (Mattheüs 15:24) Israël is niet zomaar een land of volk op aarde, het is het volk van God. God zelf (Jezus) woonde voor 33 jaar in hun midden en Jezus verkondigde drie jaar lang het koninkrijk van God. Het volk wilde niet luisteren en de Joden besloten om hem te laten kruisigen. De Koning van Israël kwam en zij wilden Hem niet erkennen. Doordat de Joden de Here Jezus hadden verworpen, kregen de heidenvolken de kans om Hem als God te dienen en te horen over het goede nieuws van God. Door de verwerping van de Joden, kwam het heil voor de heidenen.
‘Want als hun verwerping verzoening voor de wereld betekent (…)’ (Romeinen 11:15)
De Joden verwierpen hun Messias en daardoor kregen de heidenen toegang tot God. God wist dit al vanaf het begin en toch stuurde Hij Zijn Zoon naar Israël. Wat een genade van God. Vandaag (en ook vroeger) zien wij dat een aantal Joden in Jezus geloven en daardoor onderdeel uitmaken van de gemeente van Christus. Zij worden met de andere gelovigen opgenomen tijdens de opname van de gemeente. Over een groot deel van Israël is verharding gekomen en God heeft hun ogen gesloten.
‘God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag van heden.’ (Romeinen 11:8)
God heeft het volk van Israël grote beloften gedaan: Israël zou het machtigste volk op aarde worden en iedereen zou door het volk worden gezegend. De Koning kwam naar het volk en het volk heeft Hem verworpen. Nu heeft God hun ogen gesloten en in een diepe slaap gesust. Einde verhaal? Nee! Want de Joden zullen wakker worden en hun oren zullen horen. God heeft het volk van Israël op pauze gezet, zodat Hij tweeduizend jaar bezig kon zijn met de heidenen en de gemeente van Christus. Na deze tweeduizend jaar zien wij dat God Israël in ere herstelt. Op dit moment is Israël weer een land in het Midden-Oosten geworden, alleen is Israël geestelijk gezien nog dood. Het lichaam is er al, het is wachten totdat Gods Geest in het lichaam blaast zodat er een levensgeest in komt (Ezechiël 37). Dit gebeurt aan het eind van de grote verdrukking.
Israël en de antichrist
Laten wij Israël ten tijde van de grote verdrukking bekijken. De antichrist versterkt het verbond met het land en er breekt een tijd van vrede en veiligheid aan. De Joden zullen denken dat de antichrist hun langverwachte Messias is en weten niet dat zij een verbond sluiten met het kwaad. Bij de volgende tekst wordt met hij de antichrist bedoeld.
‘Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.’ (Daniël 9:27)
Halverwege de week, tijdens de laatste 3,5 jaar van de verdrukking, wordt de ‘vriendelijke’ antichrist, waarvan Israël dacht dat het hun Messias is, een verschrikkelijk persoon. Hij laat de offerdiensten in Israël stoppen en plaats een verschrikkelijke gruwel in de tempel van God. Hij gaat in de tempel zitten en eist van de Joden dat zij hem aanbidden als hun God.
‘Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet.’ (2 Thessalonicenzen 2:4-5)
Tijdens deze 3,5 jaar wil hij de Joden verwoesten en strijdt hij tegen God.
‘Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten. Hij zal erop uit zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd.’ (Daniël 7:25)
Met de heiligen van de Allerhoogste wordt Israël bedoeld.
Israël onder vuur
Israël is vandaag een klein land in het Midden-Oosten met een oppervlak van 22.145 km2. Ter vergelijking: Nederland is met 41.543 km2 bijna twee keer zo groot en Suriname is met 163.820 km2 ruim zeven keer zo groot. Toch is Israël vaak in het nieuws en wordt het volk continu zwart gemaakt en heeft het al verschillende oorlogen meegemaakt sinds hun wedergeboorte in 1948. Volgens de Bijbel komen er tijdens de grote verdrukking twee of meerdere verschrikkelijk oorlogen bij. Wij kunnen lezen over de Gog en Magog oorlog, de tien koningen (voeren zij oorlog of grijpen zij de macht door een verbond?) en de slag bij Armageddon.
Bij de Gog en Magog oorlog wordt niet de antichrist genoemd. Het is mogelijk dat deze oorlog voor de antichrist plaatsvindt en het is ook mogelijk dat deze oorlog voor de grote verdrukking plaatsvindt. In de Bijbel wordt tweemaal gesproken over Gog en Magog en zij zullen Israël twee keer aanvallen. De eerste oorlog wordt beschreven in het boek Ezechiël en de tweede in het boek Openbaring. De eerste vindt tijdens of vlak voor de grote verdrukking plaats en de twee vindt na het duizendjarig vrederijk plaats. Een uitgebreid verslag van deze oorlog staat in Ezechiël 38 en 39. Veel landen zullen oorlog voeren tegen Israël. Het gaat volgens een aantal Bijbelleraars in ieder geval om Rusland, Turkije, Iran en Noord-Afrikaanse landen. Een gigantisch legermacht waarvan Israël normaal gesproken tegen verliest. God besluit dat Israël de overwinning behaalt door bovennatuurlijk ingrijpen.
‘Want in Mijn na-ijver, in het vuur van Mijn verbolgenheid, heb Ik gesproken: Voorwaar, op die dag zal een zware aardbeving het land van Israël treffen! De vissen in de zee, de vogels in de lucht, de dieren van het veld, al de kruipende dieren die op de aardbodem kruipen, en alle mensen die op de aardbodem zijn, zullen voor Mijn aangezicht beven. De bergen zullen omvergehaald worden, de bergwanden zullen instorten en alle muren zullen op de grond neervallen. Op al Mijn bergen zal Ik een zwaard tegen hem oproepen, spreekt de Heere HEERE. Ieders zwaard zal tegen zijn broeder zijn. Ik zal met hem een rechtszaak voeren door pest en door bloed. Ik zal een alles wegspoelende regen, en hagelstenen, vuur en zwavel op hem doen regenen, op zijn troepen en op de vele volken die met hem zijn. Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.’ (Ezechiël 38:19-23)
Wat een wereldevenement zal dat worden! Een verschrikkelijke oorlog waarbij een klein volk door een Goddelijke ingreep wint van machtige landen! Israël zal de oorlogswapens van de vijand verbranden, waar zij zeven jaar lang mee bezig zijn.
‘De inwoners van de steden van Israël zullen de stad uit gaan, een vuur aansteken en de wapens, de kleine en de grote schilden, de bogen en de pijlen, de handstokken en de speren verbranden. Zij zullen daarvan zeven jaar lang vuur stoken,’ (Ezechiël 39:9)
Na de Gog en Magog oorlog komt een nieuwe oorlog of overheersing onder leiding van de antichrist. Daniël sprak over tien koningen die de gehele wereld verwoesten. De antichrist is de leider van hen. Het vierde koninkrijk is het koninkrijk ten tijde van de grote verdrukking en Daniël zag dit koninkrijk in een visioen in de gedaante van een beest met tien horens op zijn hoofd.
‘Hij zei het volgende: Het vierde dier zal het vierde koninkrijk op aarde zijn, dat verschillen zal van al de andere koninkrijken. Het zal heel de aarde verslinden, het zal haar vertrappen en haar verbrijzelen. En de tien hoorns duiden aan dat uit dat koninkrijk tien koningen zullen opstaan, en na hen zal een ander opstaan. Die zal verschillen van die er eerder geweest waren. Drie koningen zal hij vernederen. Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten. Hij zal erop uit zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd. Daarna zal het gerechtshof zitting houden: men zal hem zijn heerschappij ontnemen, hem verdelgen en volledig vernietigen.’ (Daniël 7:23-26)
De antichrist en de koningen zullen het volk van Israël overwinnen en de antichrist wordt de leider van de wereld. De antichrist is de kleine hoorn die drie hoorns (koningen) zal vernederen. Zij zullen de aarde verslinden en vertrappen en de antichrist heeft 3,5 jaar lang de macht over het land Israël. In Daniël 12 lezen wij dat er continu oorlogen zijn, ook gericht op andere volken. Het is geen prettige tijd om in te leven.
Tot slot bekijken wij de laatste oorlog, waar de antichrist wil strijden tegen de Here Jezus. Israël en Jeruzalem zijn (voor het grootste gedeelte) al in handen van de antichrist en nu wil de antichrist alle volken oproepen om de strijd te binden tegen de Here Jezus en Zijn volgelingen. De Here Jezus komt naar de aarde en verwoest de antichrist en zijn volgelingen. Hierdoor bevrijdt Hij Israël en kroont Hij zich als Koning over de wereld. Hij zal vanuit Jeruzalem rechtspreken over de volken, voor duizend jaar lang.
‘En ik zag uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen. Dit zijn namelijk de geesten van de demonen, die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van de aarde en van de hele wereld, om hen te verzamelen voor de oorlog van de grote dag van de almachtige God. (…) En hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuws Armageddon wordt genoemd.’ (Openbaring 16:13-16)
‘En het beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die in zijn tegenwoordigheid de tekenen gedaan had, waardoor hij hen misleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbeden hadden. Deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt. En de overigen werden gedood met het zwaard van Hem Die op het paard zat, namelijk het zwaard dat uit Zijn mond kwam. En alle vogels werden verzadigd met hun vlees.’ (Openbaring 19:20-21)
Israël wordt beschermd
Israël maakt verschrikkelijke oorlogen mee. De eerste oorlog zal het volk winnen, de tweede oorlog of overheersing van de antichrist niet. De antichrist is de eerste jaren gematigd en zal een valse Messias voor de Israëlieten (en waarschijnlijk de Moslims) zijn. Als de antichrist zijn ware karakter openbaart, stopt hij de wederkerende offers in Israël en plaatst hij een gruwel in de tempel. Dit is het teken voor de Joden om te vluchten naar de bergen van Israël, want dan zal de antichrist er alles aan doen om het Joodse volk te verwoesten.
‘Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen.’ (Mattheüs 24:15-16)
Dit zijn bergen die in een woestijn liggen. De Joden die zijn gevlucht worden achterna gezeten door de duivel, maar God zal hen beschermen (Openbaring 12). God zal daar tot hun hart spreken en zij zullen Hem erkennen als hun God en Man. Dit hebben wij behandeld in hoofdstuk 6, het bruiloftsfeest.
Verharding wordt zaligheid
Nadat de gemeente van Christus is opgenomen, gaat Gods plan met het volk van Israël verder, ondanks alle oorlogen en misleidingen die in de wereld zijn gekomen.
‘Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.’ (Romeinen 11:25-26)
De hedendaagse verharding van Israël is er totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. Daarna zal heel Israël zalig worden. Het proces van Israël duurt zeven jaar: de grote verdrukking. Tijdens de verdrukking doet de antichrist er alles aan om de heiligen van God, het volk van Israël, te verwoesten. Hij wil voorkomen dat de Here Jezus wederkomt en vanuit Israël leiding geeft over heel de wereld tijdens het duizendjarig vrederijk. God heeft de gehele wereld in Zijn hand, ook tijdens de grote verdrukking. God laat het de antichrist en de duivel voor zeven jaar toe om de wereld te misleiden en te verwoesten, maar God stelt duidelijke grenzen. Eén grens is dat Hij een deel van het volk van Israël beschermt en de duivel kan dit deel niet uitmoorden. Helaas overlijden er veel Joden in de grote verdrukking, maar de groep die overblijft zal de HEERE kennen en belijden dat de HEERE hun God is.
‘Het zal gebeuren, spreekt de HEERE, dat in heel het land twee derde ervan uitgeroeid zal worden en de geest zal geven, en een derde ervan zal overblijven. Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God.’ (Zacharia 13:8-9)
De 144.000 verzegelden
Tijdens de grote verdrukking lezen wij over 144.000 verzegelden uit het volk Israël. Voordat geheel Israël zalig wordt, begint God met 144.000 individuele Joden uit de verschillende stammen.
‘En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend waren er verzegeld uit alle stammen van de Israëlieten.’ (Openbaring 7:4)
Deze verzegelden zijn als eerste gekocht door God en zijn de eerste opbrengst van de zaligheid van Israël. Zij zullen het Lam loven en prijzen en voor het merkteken van het beest beschermd worden. In Openbaring 14 lezen wij over hen na de grote verdrukking op de berg Sion.
‘En ik zag, en zie, het Lam stond op de berg Sion, en bij Hem honderdvierenveertigduizend mensen met op hun voorhoofd de Naam van Zijn Vader geschreven. En ik hoorde een geluid uit de hemel, als een geluid van vele wateren en als het geluid van een zware donderslag. En ik hoorde het geluid van citerspelers die op hun citers spelen. En zij zongen als een nieuw lied vóór de troon, vóór de vier dieren en de ouderlingen. En niemand kon dat lied leren behalve de honderdvierenveertigduizend, die van de aarde gekocht waren. Zij zijn het die niet met vrouwen bevlekt zijn, want zij zijn maagden. Dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook naartoe gaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen, als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden, want zij zijn smetteloos voor de troon van God.’ (Openbaring 14:1-5)
Zij zijn gekocht uit de mensen en zijn de eerstelingen van Israël voor God. God begint bij 144.000 mensen tijdens de grote verdrukking. Met eerstelingen wordt bedoeld dat zij de eerste vrucht van de oogst zijn. De oogst wordt dus groter. Zij vertellen geen leugens en zijn niet bevlekt door vrouwen, want zij zijn maagden. Dit kan twee dingen betekenen: 1. Zij zijn mannen die nooit gemeenschap hebben gehad met vrouwen of 2. Met maagden wordt bedoeld dat zij rein en zuiver voor God zijn (2 Korinthe 11:2). In het tweede geval kunnen ook vrouwen onderdeel uitmaken van de verzegelden. In ieder geval is duidelijk dat deze verzegelden compleet toegewijd zijn aan God en de Here Jezus en dat zij een heilige levenswandel hebben. Vandaag, en vooral tijdens de verdrukking, kan iedereen zien dat Gods plan met Israël is hervat.
De twee getuigen
Tijdens de grote verdrukking gebeurt iets speciaals in Jeruzalem. God stuurt twee getuigen die getuigen over de Here Jezus. Zij zullen de mensen vertellen over de Here Jezus en doen verschillende wonderen op aarde. God wil de mensen op aarde bereiken en dit laat zien dat God in Zijn tijd van toorn nog steeds genadig is. Dit verhaal staat in Openbaring 11. De aardbewoners zullen hen vermoorden, maar zij staan op uit de dood. Zie ook hoofdstuk 3: De twee getuigen.
De heiligen
Met heiligen kan het volk van Israël of de gelovigen van Jezus bedoeld worden. De volgende Bijbelteksten spreken over Israël of degenen die na de opname van de gemeente tot geloof zijn gekomen en spreken niet over de gemeente van Christus die is opgenomen in de lucht.
‘Ik had namelijk toegekeken en gezien dat die hoorn (de antichrist) oorlog voerde tegen de heiligen (Israël en gelovigen na de opname) en dat hij hen overwon, totdat de Oude van dagen kwam, de heiligen (Israël en de gelovigen na de opname) van de Allerhoogste recht verschaft werd en het tijdstip was bereikt dat de heiligen (Israël en de gelovigen na de opname) het koningschap in bezit namen. (…) de heiligen (Israël en gelovigen na de opname) van de Allerhoogste zal hij te gronde richten.’ (Daniël 7:21-25)
‘En het beest (de antichrist) werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen (Israël en gelovigen na de opname) en om hen te overwinnen, en hem werd macht gegeven over elke stam, taal en volk.’ (Openbaring 13:7)
‘Hier zien we de volharding van de heiligen (Israël en gelovigen na de opname). Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen.’ (Openbaring 14:12)
Tot slot
Israël krijgt een tijd van benauwdheid. Tijdens de grote verdrukking is Israël op aarde en in deze moeilijke en zware tijd zal God tot zijn hart spreken. Voor de grote verdrukking kennen de Joden de Here Jezus niet, aan het eind van de grote verdrukking wel. God tuchtigt Israël en na de verdrukking zal God altijd Israël hoeden als Koning en Herder. Als het boek Openbaring of een ander boek spreekt over heiligen ten tijde van de grote verdrukking, spreekt het voornamelijk over het volk van Israël. Dit gaat niet over de gemeente van Christus, zij is namelijk opgenomen in de hemel. Na de grote verdrukking zullen alle zegeningen van Israël vervuld worden tijdens het duizendjarige vrederijk.
Een aantal zegeningen van Israël zijn:
- Wie Israël zegent zal gezegend worden.
- Wie Israël vervloekt zal vervloekt worden.
- Israël wordt een groot volk met ontelbaar veel nageslacht.
- Israël ontvangt het land tussen de Eufraat en de Nijl.
- Volken zullen Israël dienen en Israël zal heersen over zijn broers.
- Het koninkrijk van David houdt eeuwig stand.
- De Here Jezus zal voor eeuwig koning zijn over Israël.
De duivel wil dit koste wat het kost voorkomen en daarom zien wij zoveel antisemitisme in de wereld. Dit zal helaas toenemen en zal tijdens de grote verdrukking een hoogtepunt bereiken.
Groep 2: gelovige heidenen na de opname
Naast het volk van Israël komen er tijdens de grote verdrukking veel heidenen tot geloof en dit is de tweede groep die wij kunnen onderscheiden. Hun beslissing om Jezus te volgen is niet zonder gevolgen, want de antichrist is erg wraakzuchtig en wilt niet dat er volgelingen van Jezus op aarde wonen. Hij besluit om oorlog tegen hen te voeren en God laat het toe dat de antichrist hen overwint. De volgelingen worden massaal uitgemoord. Deze gelovigen moeten een radicale keuze maken. Zij moeten kiezen tussen hun aardse leven op aarde of hun eeuwige leven bij God. Er is geen tussenvorm mogelijk. De antichrist verleidt hen om het merkteken van het beest te nemen. Als zij dit doen kunnen zij kopen en verkopen en gaat hun leven op aarde door. Het merkteken zorgt ervoor dat de mens definitief wordt afgescheiden van God: er is geen weg terug. Als zij dit niet doen kunnen zij niets meer en is het wachten op de dood. Velen besluiten het laatste en worden gedood door de antichrist. Direct nadat zij zijn gestorven, komen zij in de hemel.
‘En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden.’ (Openbaring 6:9)
Dit is de eerste groep martelaren die wij tegenkomen. Tegen hen wordt gezegd dat zij niet de enigen blijven. Veel meer volgelingen van Jezus op de aarde worden door de antichrist vermoord.
‘En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.’ (Openbaring 6:10-11)
Tijdens de grote verdrukking geeft God deze gelovigen een bevel. Zij moeten vluchten uit het rijk van de antichrist dat in het volgende vers de grote stad Babylon wordt genoemd. God wil hen niet treffen met de oordelen die Hij over dit gebied wil brengen. Deze Bijbeltekst spreekt over de gelovigen na de opname die in dit rijk wonen en gebeurt kort voor het moment dat Babylon wordt verwoest en de Here Jezus terugkomt op aarde.
‘En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Ga uit haar weg, Mijn volk, opdat u geen deelhebt aan haar zonden, en opdat u niet van haar plagen zult ontvangen. Want haar zonden hebben zich opgestapeld tot aan de hemel, en God herinnerde Zich haar ongerechtigheden.’ (Openbaring 18:4-5)
Uiteindelijk vormt de groep gelovigen een enorme menigte die niemand tellen kan. God bereikt veel mensen tijdens de grote verdrukking.
‘Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. (…) En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam.’ (Openbaring 7:9-14)
Dat God omziet naar de heidenvolken is door de profeet Jesaja geprofeteerd. Deze profetie is al vervuld, maar blijft door Gods genade ook in de grote verdrukking gelden. De Here Jezus blijft een licht voor de heidenvolken. God zegt tegen Zijn Knecht, de Here Jezus, dat het te gering zal zijn als Hij alleen voor het volk Israël zou komen. God wilde dat Hij ook een licht voor de heidenvolken zal zijn.
‘Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.’ (Jesaja 49:6)
Groep 3: De goddelozen
Wij behandelen nog één groep: de goddelozen. God grijpt in op het wereldgebeuren. De ene ramp volgt op de andere en iedereen weet dat God bestaat. Uit het boek Openbaring volgen wij deze groep en wij zien dat de meesten niet van plan zijn om zich te bekeren. Ook al grijpt God in en maakt Hij aan iedereen duidelijk dat Hij alles in Zijn hand heeft, velen zijn koppig en willen zonder God leven.
De eerste tekst die wij uit Openbaring behandelen staat in Openbaring 3. In deze tekst staat dat God Zijn volgelingen bewaart voor het uur van de verzoeking. Vervolgens schrijft Johannes de reden van de verzoeking op, namelijk om hen die op de aarde wonen te verzoeken. Dit gebeurt tijdens de grote verdrukking.
‘Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken.’ (Openbaring 3:10)
Hen die op de aarde wonen zijn de ongelovigen en niet de gelovigen. Dit begrip komt alleen in het boek Openbaring voor en uit de context is altijd af te leiden dat het om ongelovigen gaat. Daarom mogen wij ervan uitgaan dat Openbaring 3:10 ook over ongelovigen gaat. God bewaart de gemeente van Christus in de hemel en verzoekt de ongelovigen op aarde.
De volgende Bijbeltekst staat in het hoofdstuk waarbij de zegels van de boekrol worden geopend. De ene ramp volgt op de andere ramp en veel mensen die na de opname tot geloof komen zijn vermoord. Hun zielen roept het volgende uit:
‘En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.’ (Openbaring 6:10-11)
Weer worden de ongelovigen aangeduid met hen die op de aarde wonen. Dit kunnen niet de gelovigen zijn, want waarom zouden de zielen uitroepen om hun broeders en zusters te vermoorden? Op aarde zijn de ongelovigen bezig om de andere volgelingen van Jezus op te sporen en te vermoorden.
In hetzelfde hoofdstuk lezen wij wat degenen die op aarde wonen zeggen.
‘En de koningen van de aarde, de groten, de rijken, de oversten over duizend, de machtigen en alle slaven en vrije mensen verborgen zich in de grotten en tussen de rotsen in de bergen. En zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam. Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven?’ (Openbaring 16:15-17)
Iedereen op aarde vlucht en verstopt zich in de grotten en tussen de rotsten in de bergen. Zij weten dat Jezus Zijn toorn wordt uitgegoten op aarde en zij weten dat niemand dat zal overleven. Er is totale paniek, maar van de goddelozen denkt niemand eraan om zich te bekeren. Als zij zich bekeren is God genadig, maar als zij dat niet doen dan blijven zij onder de toorn van het Lam. Ook dit kunnen geen gelovigen zijn, want gelovigen horen uit te kijken naar het moment dat Jezus komt (Openbaring 22). Zelfs een engel roept weeën over hen uit.
‘En ik zag en hoorde één engel, die hoog aan de hemel vloog en met een luide stem riep: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige bazuinstoten van de drie engelen die nog op de bazuin zullen blazen.’ (Openbaring 8:13)
De eerste engel die na deze wee-geroep mag blazen, blaast op de bazuin. Er is een ster (waarschijnlijk gaat het om een gevallen engel of de duivel) op aarde gevallen en deze ster opent de put van de afgrond. Dit is de plek waar een aantal demonen verblijven. Zij zien eruit als sprinkhanen en hebben van God macht gekregen om de ongelovigen pijn te doen. Alleen degenen die Gods zegel op hun voorhoofd hebben, de 144.000 verzegelden, ontkomen aan deze plaag. Ook hier valt de toorn van God op de ongelovigen.
‘En tegen hen (de sprinkhanen) werd gezegd dat ze geen schade mochten toebrengen aan het gras van de aarde, of welke groene plant of welke boom dan ook, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden. En hun werd macht gegeven, niet om hen te doden, maar om hen te pijnigen, vijf maanden lang. Hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken maar die niet vinden. En zij zullen ernaar verlangen te sterven, maar de dood zal van hen wegvluchten.’ (Openbaring 9:4-6)
Dan is het de beurt aan de zesde engel die op zijn bazuin blaast. Aan hem wordt opgedragen om andere engelen los te laten. Deze engelen gaan de wereld over en doden één derde van de mensen. Waarschijnlijk gebeurt dit door oorlogen die op de aarde plaatsvinden. De mensen die deze ramp overleven, bekeren zich niet tot God maar gaan door met hun zondige levenswijze.
‘En de vier engelen werden losgemaakt. Zij waren in gereedheid gehouden tegen het uur en de dag en de maand en het jaar dat zij het derde deel van de mensen zouden doden. En het aantal bereden troepen bedroeg tweemaal tienduizend maal tienduizend, en ik hoorde hun aantal. (…) en uit hun mond kwam vuur, rook en zwavel. Door deze drie werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun mond kwam. (…) En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen. Ook bekeerden zij zich niet van hun moorden, hun tovenarij, hun ontucht en het plegen van diefstal.’ (Openbaring 9:15-21)
Hierna ziet Johannes de twee getuigen in Jeruzalem. Nadat deze getuigen hun getuigenis hadden gegeven, lezen wij het volgende.
‘En wanneer zij hun getuigenis volbracht hebben, zal het beest dat uit de afgrond opkomt, oorlog met hen voeren en het zal hen overwinnen en hen doden. En hun dode lichamen zullen liggen op de straat van de grote stad, die in geestelijke zin genoemd wordt Sodom en Egypte, waar ook onze Heere werd gekruisigd. En de mensen uit de volken, stammen, talen en naties zullen hun dode lichamen drieënhalve dag zien, en zullen niet toelaten dat hun dode lichamen in het graf gelegd worden. En zij die op de aarde wonen, zullen zich over hen verblijden, en zullen feest gaan vieren en elkaar geschenken sturen, omdat deze twee profeten hen die op de aarde wonen, zo gekweld hadden.’ (Openbaring 11:7-10)
Degenen die op de aarde wonen zijn blij dat de twee getuigen zijn gedood. Zij sturen elkaar geschenken en vieren feest. De twee getuigen kwellen de aardbewoners door hun getuigenis en de rampen die zij geven. Ook hier wordt gesproken over de ongelovigen. Voor hen zijn mensen die getuigen over God en de Here Jezus een kwelling en voor de gelovigen is een getuigenis juist een bemoediging. Nadat de getuigen drie dagen dood op de grond liggen, voert een levensgeest in hen en varen zij op naar de hemel. Hierna volgt een aardbeving en zevenduizend mensen komen om. Door dit grote wonder eren de overige mensen de Here God. Dat is een bijzondere situatie in de grote verdrukking!
‘En na die drieënhalve dag kwam er een levensgeest uit God in hen en zij gingen op hun voeten staan. En grote vrees overviel hen die hen zagen. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tegen hen zeggen: Kom hier omhoog. En zij gingen omhoog naar de hemel, in de wolk, en hun vijanden keken hen na. En op datzelfde uur vond er een grote aardbeving plaats, en het tiende deel van de stad stortte in. En bij die aardbeving werden zevenduizend met name bekende personen gedood. En de overigen werden zeer bevreesd, en gaven eer aan de God van de hemel.’ (Openbaring 11:11-13)
In Openbaring 12 lezen wij een wee over de aardbewoners, want de duivel is uit de hemel op de aarde geworpen. De hemelbewoners verheugen zich en de aardbewoners krijgen een groot probleem.
‘Daarom, verblijd u, hemelen, en u die daarin woont! Wee hun die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar beneden gekomen, naar u toe, in grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft.’ (Openbaring 12:12)
Naast de aardbewoners in dit ook een groot probleem voor de Joden die niet zijn gevlucht in de woestijn en de gelovigen die na de opname tot geloof zijn gekomen.
‘En de draak (de duivel) werd boos op de vrouw, en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God in acht nemen en het getuigenis van Jezus Christus hebben.’ (Openbaring 12:17)
De duivel geeft het beest (de antichrist) grote kracht en macht. De antichrist wordt de heerser over alle volken en talen. Hij doet grote wonderen en tekenen en zijn dodelijke wond geneest (misschien staat hij op uit de dood of overleeft hij een moordaanslag?). De aarde gaat de antichrist met verwondering achterna en zij aanbidden hem. Iedere aardbewoner die niet in het boek des levens staat, zal hem aanbidden. De aardbewoners verwerpen de Here Jezus en aanbidden de duivel en de antichrist. Wat een rare wereld!
‘En zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest macht gegeven had. En zij aanbaden het beest en zeiden: Wie is aan dit beest gelijk? En wie kan er oorlog tegen voeren? (…) En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.’ (Openbaring 13:4-8)
Naast de antichrist staat de valse profeet op. De valse profeet wijst op de antichrist en zorgt ervoor dat iedereen hem aanbidt. Hij misleidt de aardbewoners en hij bedenkt een verschrikkelijk plan. Hij maakt een beeld voor het beest en verplicht iedereen om het beeld te aanbidden. Als iemand dat niet doet, moet hij gedood worden. Daarnaast ontvangen de mensen een merkteken van het beest. Met dit teken kunnen mensen kopen en verkopen.
‘En ik zag een ander beest opkomen, uit de aarde, en het had twee hoorns, als die van het Lam, maar het sprak als de draak. En het oefent al de macht van het eerste beest voor zijn ogen uit, en het maakt dat de aarde en zij die er wonen het eerste beest aanbidden, waarvan de dodelijke wond genezen was. En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerkomen op de aarde, voor de ogen van de mensen. En het misleidt hen die op de aarde wonen door middel van de tekenen die het gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest. En het zegt tegen hen die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest dat de wond van het zwaard had en weer levend werd. En hem werd macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden. En het maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en het maakt dat niemand kan kopen of verkopen, behalve hij die dat merkteken heeft, of de naam van het beest of het getal van zijn naam. Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, laat hij het getal van het beest berekenen, want het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderdzesenzestig.’ (Openbaring 13:11-18)
De mensen worden verschrikkelijk misleid en de valse profeet zorgt ervoor dat iedereen een merkteken moet ontvangen. Wat een merkteken precies betekent, weet ik niet. Misschien is het een tatoeage, stempel, afdruk of een chip die in of op het lichaam wordt gebracht. Misschien is het iets anders dat op een merkteken lijkt. Deze merkteken mag niemand van God nemen. Als iemand het neemt, is er geen weg terug mogen, dan wacht de eeuwige pijniging.
‘En een derde engel volgde hen, die met een luide stem zei: Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt, en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, dan zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die onvermengd is ingeschonken in de drinkbeker van Zijn toorn, en gepijnigd worden in vuur en zwavel voor het oog van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust, evenmin als iemand die het merkteken van zijn naam ontvangt. Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen.’ (Openbaring 14:9-12)
Als jij dit boek leest na de opname van de gemeente, dan raad ik jou met klem aan om niet het merkteken te nemen. Blijf standvastig in God en Jezus geloven en neem niet het merkteken. Je kan beter door de antichrist vermoord en gemarteld worden en bij God in de hemel zijn, dan de antichrist gehoorzamen en voor eeuwig verloren gaan.
De mensen die op de aarde wonen willen zich grotendeels niet bekeren. Toch roept God hen op om dat wel te doen. God blijft nog steeds genadig.
‘En ik zag een andere engel, die hoog aan de hemel vloog. En hij had het eeuwige Evangelie, om dat te verkondigen aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie, stam, taal en volk.’ (Openbaring 14:6)
In plaats van bekeren lasteren zij God om de plagen die zij meemaken.
‘En de vijfde engel goot zijn schaal uit over de troon van het beest, en zijn koninkrijk werd verduisterd. En zij beten op hun tong van pijn. En zij lasterden de God van de hemel vanwege hun pijn en vanwege hun zweren, maar zij bekeerden zich niet van hun werken.’ (Openbaring 16:10-11)
‘En grote hagelstenen, elk ongeveer een talentpond zwaar, vielen uit de hemel op de mensen neer. Maar de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag van de hagel was zeer groot.’ (Openbaring 16:21)
Als het rijk van de antichrist, de stad Babylon, valt, zullen de handelaren van de aarde rouw bedrijven. Babylon is een stad vol met onreinheid, hoererij en demonen. De zonden stapelen zich op tot de hemel. Toch maakt dat de mensen niet uit, zij kunnen handeldrijven met de stad en voor hun gevoel is dit een stad van wereldformaat. Zij hebben alleen oog voor de aardse zaken en elke moraliteit en ethiek verdwijnt. Dit is iets wat wij vandaag steeds meer om ons heen zien. Op een gegeven moment is de zonde voor God genoeg. God is lang geduldig gebleven, maar uiteindelijk grijpt Hij in en geeft de stad een koekje van eigen deeg.
‘En de koningen van de aarde die hoererij met haar bedreven hebben en losbandig geleefd hebben, zullen huilen en rouw over haar bedrijven, wanneer zij de rook van haar verbranding zullen zien. (…) En de kooplieden van de aarde zullen over haar huilen en treuren, omdat niemand hun waren meer koopt (…) De kooplieden van deze waren, die door haar rijk zijn geworden, zullen huilend en treurend op grote afstand blijven staan uit vrees voor haar pijniging, en zeggen: Wee, wee de grote stad, die bekleed was met fijn linnen, purper en scharlaken, en getooid met goud, edelgesteente en parels. Want in één uur is die grote rijkdom verwoest. En elke stuurman, al het volk op de schepen, zeelieden en allen die op zee hun werk doen, bleven van verre staan, en zij riepen toen zij de rook van haar verbranding zagen: Welke stad was aan deze grote stad gelijk? En zij wierpen stof op hun hoofd en riepen huilend en treurend: Wee, wee de grote stad, waarin allen die schepen op zee hadden, rijk zijn geworden door haar weelde. Want in één uur is zij verwoest.’ (Openbaring 18:9-19)
Na dit oordeel voert de Here Jezus de laatste strijd met de antichrist. De antichrist heeft veel koningen misleid om samen met hem de strijd aan te binden met de Here Jezus. Naast koningen zijn veel aardbewoners betrokken bij dit gevecht. De Here Jezus zegeviert en de goddelozen die aan het strijden waren worden vernietigd.
‘En ik zag één engel dicht bij de zon staan, en hij riep met luide stem naar alle vogels die hoog aan de hemel vlogen: Kom en verzamel u voor het avondmaal van de grote God, om te eten vlees van koningen, en vlees van oversten over duizend, en vlees van machtigen, en vlees van paarden en van hen die daarop zitten, en vlees van alle vrijen en van slaven, kleinen en groten. (…) En de overigen werden gedood met het zwaard van Hem Die op het paard zat, namelijk het zwaard dat uit Zijn mond kwam. En alle vogels werden verzadigd met hun vlees.’ (Openbaring 19:17-21)
Velen zullen op deze dag sneuvelen en overleven het niet. God heeft gewonnen, de aardbewoners hebben verloren. Zij wachten voor duizend jaar op de grote witte troon, waar zij worden geoordeeld. Hier gaan wij niet op in. Wij gaan wel in op het oordeel dat na dit slagveld op aarde plaatsvindt. Niet iedereen voert strijd tegen de Here Jezus, sommigen blijven thuis. De Here Jezus verdeelt deze groep in tweeën. De ene groep zijn de schapen en de andere groep de bokken. Zij worden geoordeeld naar hetgeen zij hebben gedaan. Dit is niet het eindoordeel dat na het duizendjarig vrederijk wordt gegeven, want dat zou betekenen dat iemand door zijn werken in de hemel kan komen. Dit kan niet, enkel door Gods genade en door geloof kunnen wij in de hemel komen. Het gaat hier om een ander oordeel.
‘Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En vóór Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand. Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. (…) Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.’ (Mattheüs 25:31-41)
De schapen zijn de mensen die omkijken naar de broeders van de Here Jezus en de bokken zijn de mensen die dat niet doen. De schapen mogen het Koninkrijk, het duizendjarig vrederijk, binnengaan en de bokken hebben hier geen recht op. Zij zijn veroordeeld en wachten op het eeuwig vuur dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is, de hel. De schapen komen in het koninkrijk en uit hen komen nieuwe generaties voort. De aarde wordt opnieuw bevolkt. In het oude testament kunnen wij dezelfde gebeurtenis lezen.
‘Want zie, in die dagen en in die tijd, als Ik een omkeer zal brengen in de gevangenschap van Juda en Jeruzalem, zal Ik alle heidenvolken bijeenbrengen en hen doen afdalen naar het dal van Josafat. Daar zal Ik met hen een rechtszaak voeren, vanwege Mijn volk en Mijn eigendom Israël, dat zij onder de heidenvolken verstrooid hebben. Mijn land hebben zij verdeeld. Zij hebben het lot geworpen over Mijn volk. Zij gaven een jongen voor een hoer; zij verkochten een meisje voor wijn, zodat zij konden drinken.’ (Joël 3:1-3)
De heidenvolken worden opgeroepen en er wordt bekeken hoe zijn de broers van Jezus, in dit geval de Israëlieten, hebben behandeld. Heeft het volk goed gehandeld, dan mogen zij het vrederijk binnengaan. Heeft het volk fout gehandeld, dan worden zij in de hel geworpen.
Samenvatting Achtergebleven op aarde: de grote verdrukking
Op aarde kunnen wij na de opname van de gemeente drie groepen onderscheiden. De eerste groep is het volk van Israël. Verschillende landen willen Israël door middel van oorlogen en overheersing vernietigen. Het antisemitisme in de grote verdrukking is erg groot en de antichrist probeert hen te misleiden en te vermoorden. Velen zullen sneuvelen, maar God schenkt een klein groep genade. Hij zal deze groep lokken in de woestijn en zal hen daar beschermen voor de duivel en de antichrist. De tweede groep zijn degenen die na de opname tot geloof zijn gekomen. De antichrist heeft een hekel aan hen en probeert hen uit te roeien. God staat het toe dat hij de gelovigen op aarde overwint. De grootste misleiding die komt is het merkteken van het beest. Iedereen die dit neemt, zal verloren gaan en de gelovigen moeten weerstand bieden en dit niet nemen. De derde groep bestaat uit de goddelozen. Over hen oordeelt God en zij krijgen het zwaar te verduren. Ondanks alles bekeren zij zich niet en blijven zij goddeloze werken verrichten. Uiteindelijk overwint de Here Jezus en worden zij gedood. Over een kleiner groep zal God een rechtszaak houden. De schapen mogen in het duizendjarig vrederijk komen en de bokken worden uiteindelijk in de hel geworpen.
Dit hoofdstuk staat in het boek De opname en wederkomst. Lees nu direct dit boek, zodat jij niets mist over de eindtijd, leeft in verwachting en je geloof wordt vergroot.
De opname van de gemeente is een bijzondere profetie uit het Woord van God. Door de vele theorieën en denkbeelden over deze gebeurtenis weten velen niet meer wat wel en wat niet Bijbels is. Timo Groot neemt jou mee in de Bijbelse gegevens over de opname en waarom de opname vandaag actueler is dan ooit tevoren. De opname is de hoop om te ontkomen aan de verschrikkelijkheden die op de aarde gaan gebeuren en is het moment dat de gemeente de Here Jezus van aangezicht tot aangezicht gaat zien in het vaderhuis van God.